Rennel (James), een verdienstelijk Engelsch aardrijkskundige, werd geboren te Chudleigh in Devonshire in 1740 en overleed te Londen den 28sten Maart 1830. Hij nam dienst bij de marine, onderscheidde zich bij de inneming van Pondichery (1861) en werd voorts door de Oost-Indische Compagnie als genie-officier naar Indië gezonden. Hij diende er met roem en werd zwaar gekwetst, zoodat hij als majoor naar Engeland terugkeerde en er zich met ernst op de wetenschap toelegde. Hij deed eene kaart in het licht verschijnen van de bank en van den stroom bij kaap Agulhas en werd geographisch ingenieur voor Bengalen.
Kort daarna leverde hij een „Atlas van Bengalen”, benevens berigten omtrent den loop van de Ganges en van de Brahma-poetra, terwijl hij voorts verhandelingen plaatste in de werken der Aziatische Maatschappij te Calcoetta. Het Fransch Instituut benoemde hem tot buitenlandsch lid. Vervolgens leverde hij eene „Kaart van Hindostan” met eene daarbij behoorende: „Verhandeling”, — „Het aardrijkskundig stelsel van Heródotus (1800 en 1819)”, — „Waarnemingen over de plaatsbeschrijving van Troje”, — „Over den terugtogt der Tienduizend”, — en eene zeer belangrijke „Verhandeling over de stroomen van den Atlantischen Oceaan”.