Devonshire of Devon is een graafschap in het zuidwestelijk gedeelte van Engeland. Het grenst ten noorden en zuiden aan de zee, ten oosten aan Somerset en Dorset, en ten westen aan Cornwall, en beslaat eene oppervlakte van 122 geogr. mijlen. Men heeft er vele bergen, heuvels en naauwe bergkloven met steile wanden.
Tusschen Exeter en Plymouth ligt eene bergvlakte, die ruim 600 Ned. el hoog en veelal met moerassen en rotsbrokken bedekt is en eene ruimte beslaat van 22 geogr. mijlen. Aan de zuidzijde heeft men er uitmuntende havens, benevens warme, vruchtbare plekjes met een heerlijken plantengroei. Tot de rivieren behoren er de Dart, de Teign, de Tamer en de Ex, die naar het kanaal vloeijen, benevens de Taw met de Torridge, die zich uitstort in de Baai van Bristol. De bergachtige bodem levert er zink, tin, ijzer, mangaan, lood, zilver, koper, steenkolen enz.; voorts zijn er onderscheidene geneeskrachtige bronnen. Men verbouwt er graan, peulvruchten, hennep en veel ooft, terwijl de veeteelt en menige tak van fabrieknijverheiden bloeijen.
Het aantal inwoners bedraagt er ongeveer 600000. De hoofdstad is Exeter, en van de overige steden noemen w|j Plymouth met Devonport, en Dartmouth. Dit gewest heeft sedert koning Hendrik I aan onderscheidene Engelsche geslachten den titel van graaf of hertog bezorgd. De eerste graaf van Devonshire was Richard de Redvers, die in den aanvang der 12den eeuw leefde en wiens kleindochter huwde met Reginald Courtenay. Zijn nakomeling Thomas, de 6de graaf, stierf op het schavot; zijn broeder en opvolger John sneuvelde in 1471 bij Tewkesbury, en het geheele geslacht werd verbannen.
Na den slag van Bosworth benoemde echter Hendrik VII een afstammeling uit de zijlijn tot graaf van Devonshire, en diens kleinzoon Henry was een gunsteling van Hendrik VIII, die hem in 1525 tot markies van Exeter verhief, doch reeds in 1531 liet ter dood brengen. Zijn zoon Edward zag zich na de troonsbeklimming van Maria weder als graaf van Devonshire erkend, doch overleed ongehuwd te Padua in 1556.
Men beschouwde nu het geslacht als uitgestorven, en de titel werd eerst verleend aan Charles Blount en vervolgens aan het huis Cavendish. Niettemin bloeide nog het geslacht Courtenay, en daar bewezen werd, dat de grafelijke titel ook in de zijlijn erfelijk was, zoo werd hij door een besluit van het Hoogerhuis van 15 Maart 1831 wederom aan de familie Courtenay toegekend. Thans is hij in het bezit van William Reginald, geboren den 14den April 1807, die in 1859 opvolger van zijn vader werd in het pairschap.
De eerste graaf van Devonshire, uit de familie Cavendish was William, baron Cavendish van Hardwick. Hij ontving dien titel in 1618 en overleed in 1625. Zijn achterkleinzoon William, lord-luitenant van het graafschap Derby, behoorde tot de voorstanders van den prins van Oranje, zoodat koning Willem III hem in 1694 tot markies van Hartington en tot hertog van Devonshire verhief. Hjj was opperhofmeester van koningin Anna en overleed in 1707. Zijn achterkleinzoon William was tevens, evenals zijn vader, onderkoning van Ierland, later opperkamerheer, en overleed te Spa in 1764.
Zijn zoon en opvolger William werd geboren in 1748 en stierf in 1811. Zijne eerste gemalin was Georgiana, de dochter van graaf Spencer, eene vrouw, die evenzeer schitterde door schoonheid en bevalligheid als door groote gaven des geestes. Zij was ongemeen bedreven in de letterkunde en onderscheidde zich tevens als dichteres. Na haren dood (1806) huwde de hertog met Elisabeth Hervey, eene vriendin van Georgiana.
Ook deze had door haren ontwikkelden geest en door hare aangename manieren grooten invloed op merkwaardige personen van dien tijd en alzoo op de staatkundige gebeurtenissen. Intusschen begaf zij zich in 1815, na ergerlijke huiselijke tooneelen, naar Rome, waar hare woning de vergaderplaats werd van geleerden en kunstenaars. Daar bezorgde zij eene uitgave der „Aeneïs” van Virgilius, vertaald door Annibale Caro, met prachtige platen, — voorts eene dergelijke uitgave van de Vijfde Satyre van Horatius en van een gedicht van hare vriendin Georgiana. Zij overleed in 1824.
— William Spencer Cavendish, de zesde hertog van Devonshire, geboren den 21sten Mei 1790, behoorde in het Hoogerhuis tot de partij der Whigs en werd in 1826 als buitengewoon gezant naar Rusland afgevaardigd. Hij was een ijverig voorstander der kunst, en zijne oranjerieën op Chatsworth, onder de leiding van Paxton gebouwd, zijn wereldberoemd. Daar hij in 1858 kinderloos overleed, werd hij opgevolgd door zijn neef William Cavendish, graaf van Burlington.
Deze, geboren den 27sten April 1808, studeerde te Cambridge, werd eerst lid van het Lager-, daarna van het Hoogerhuis, en was van 1836 tot 1856 kanselier van de universiteit te Londen. Zijn oudste zoon, Spencer Compton Cavendish, markies van Hartington, geboren in 1833, werd lid van het Parlement, en veroorzaakte in 1859 door het voorstellen van een votum van wantrouwen den val van het ministérie Derby.