Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Reitz

betekenis & definitie

Reitz. Onder dezen naam vermelden wij:

Johann Friedrich Reitz, een verdienstelijk beoefenaar der oude letteren. Hij werd geboren den 23sten September 1695 op het kasteel Braunfels in de Wetterau, zag zich in 1714 benoemd tot onderwijzer van den jongen erfprins van Nassau-Siegen te Utrecht, studeerde aldaar in de letteren en in de geneeskunde, werd praeceptor aan de Erasmiaansche school te Rotterdam, promoveerde in 1720 in de geneeskunde, werd praeceptor te Utrecht, toen weder te Rotterdam, vervolgens conrector te Utrecht, voorts alhier buitengewoon hoogleeraar in de dichtkunst en welsprekendheid en in 1747 gewoon hoogleeraar in de geschiedenis en welsprekendheid. Meermalen was hij rector magnificus, en overleed den 31sten Maart 1778. Zijne „Themata” zijn een algemeen bekend schoolboek. Voorts leverde hij onderscheidene geschriften en Latijnsche gedichten, waarbij het „Carmen seculare” bij het eeuwfeest der hoogeschool in 1736.

Wilhelm Otto Reitz, een broeder van den voorgaande en geboren te Offenbach in 1702. Reeds vroeg was hij praeceptor te Cleef, toen te Rotterdam en daarna conrector en in 1742 rector te Middelburg. Hij verwierf hier vervolgens den titel van rector, en overleed in 1768, eenige geleerde werken nalatende.

Karel Koenraad Reitz, een broeder der beide vorigen. Hij was geboren in 1708 te Terborg in Gelderland, werd in 1730 rector te Goes en in 1739 hoogleeraar in de geschiedenis en welsprekendheid, — voorts in 1741 rector te Goreum en in 1747 te Harderwijk, alwaar hij zich weldra tot buitengewoon en in 1754 tot gewoon hoogleeraar in de letteren zag benoemd. In 1757 werd hij eershalve begiftigd met het diploma van doctor in de wijsbegeerte. Tot tweemaal toe was hij rector magnificus, en overleed den 13den September 1773. Men heeft van hem o. a. een lexicon op Lucianus, benevens Latijnsche gedichten.

< >