Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Rede

betekenis & definitie

Rede ( λoyoç, ratio) noemt men het hoogste vermogen van den geest. De voorstellingen der rede zijn algemeene waarheden en ideeën, die het volmaakte en oneindige tot voorwerp hebben. De redebegrippen zijn de idealen van het schoone, ware en goede, waartoe men kan opklimmen zonder ze ooit in hunne volkomenheid te bereiken. Des menschen rede is het. vermogen om het noodzakelijke en het alles omvattende absolute te beseffen en tot eenheid te brengen in al de verspreide deelen onzer kennis.

Zij verschilt van het verstand, dat alleen in den zinnelijken, aan tijd en ruimte verbonden kring werkzaam is, en vormt de voortreffelijkheid van den mensch boven de dieren, daar sommige van deze wel degelijk een verstandelijken aanleg openbaren. De rede is op het gebied van kennis en zedelijkheid de hoogste wetgeefster, zoodat men eene theoretische en practische rede onderscheiden moet, zooals door Kant is aangewezen. In de logica is zij het vermogen om met juistheid te kunnen beslissen. Voorts zijn kunst en wetenschap, zedelijkheid en godsdienst op de rede gevestigd of uit haar, als de bron der idealen, voortgevloeid. De rede is dan ook de toetssteen voor alles, wat zich door het gezag der geschiedkundige overlevering wil handhaven; wat met hare eischen strijdt, kan door den redelijken mensch niet als waarheid worden aangenomen.

Aristóteles maakte in zijne verhandeling: „Over de ziel” reeds onderscheid tusschen een theoretisch en practisch verstand, en schijnt somtijds onder dit laatste ook de rede te verstaan. Immers vovç en λoyoç werden door de Grieken, evenals verstand en rede door ons, dikwijls door elkander gebruikt om het hoogste vermogen van den geest aan te duiden. Na Kant maakt men hierin een scherper onderscheid. De rede is, evenals alle geestvermogens, slechts als aanleg bij den mensch aanwezig; die aanleg wordt door oefening langzamerhand ontwikkeld. Bij vele menschen blijft zij echter sluimeren. De wijsbegeerte is hoofdzakelijk de wetenschap der zuivere rede. Men komt echter meer en meer tot de overtuiging, dat de bespiegelingen der rede een minder hechten grondslag vormen voor waarheid en wetenschap dan de zintuigelijke waarneming.