Hermann Ravensberger, de eerste hoogleeraar in de godgeleerdheid aan de hoogeschool te Groningen, werd geboren te Siegen in Nassau den 30sten September 1586, studeerde te Herborn, te Heidelberg en te Marburg, werd alhier in 1609 doctor in de theologie, zag zich in 1610 benoemd tot hoogleeraar te Herborn, werd in 1614 te Steinfurt de opvolger van Conradus Vorstius, en aanvaardde kort daarna het professoraat te Groningen, waar hij bij herhaling de waardigheid van rector magnificus bekleedde. Hij ijverde met kracht voor de regtzinnige leer, en overleed den 20sten December 1625.
Behalve eenige „orationes” schreef hij: „Examen controversiae de impulsiva praedestinatione (1608)”, — „Censura et judicium de subtilioribus theologiae quaestionibus (1611)”, — „Gemma theologica sive locorum theologicorum communium institutio (1611)”, — „Florilegium theologicum (1611)", — „Theses de religione generatim et de religione Christiana speciatim (1614)”, — „Catechismus religionis Christianae (1618)” — en „Compendium theologicum (1621)”.