Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Ravenna

betekenis & definitie

Ravenna, tot 1860 eene legatie van den Kerkelijken Staat, is thans eene Italiaansche provincie in het landschap Emilia en grenst in het noorden aan Ferrara, in het westen aan Bologna, in het zuiden aan Florence en Forli en in het oosten aan de Adriatische Zee. Zij is in 3 arrondissementen verdeeld en telt op 35 geogr. mijl ruim 221000 inwoners (1871).

Het land is grootendeels vlak en vruchtbaar, schoon hier en daar moerassig, terwijl in het zuidwesten uitloopers der Toscaansche Apennijnen zich verheffen. Langs de kust heeft men 3 rijen duinen, aan wier zoom zich bij Ravenna een groot pijnboomwoud uitstrekt. Tot drooglegging van de moerassen zijn in den jongsten tijd afvoerkanalen gegraven. Tot de voornaamste rivieren behooren er: de Po di Primaro (met de Santerno en Senio), de Lamone, de Montone en de Roneo. Ook heeft men er het Canale Orsini, dat de hoofdstad met Porto Corsini aan de Adriatische Zee, en het Naviglio Zanelli, dat Faënza met de Po di Primaro verbindt.

Het klimaat is er aan de kust vochtig, nevelachtig en ongezond, maar in het binnenland gunstiger. De voornaamste voortbrengselen zijn er: tarwe, maïs, boonen, voederkruiden, rijst, hennep, wijn, kastanjes, olijvenolie, hout, zijde en zout, — voorts heeft men er de gewone huisdieren. De industrie is er vrij levendig en heeft vooral haren zetel te Faënza. Door deze provincie loopt de spoorweg van Bologna naar Ancona met een zijtak van Castel Bolognese naar Ravenna.

De evenzoo genoemde hoofdstad dezer provincie, te voren digter aan zee gelegen, maar thans nagenoeg 4 Ned. mijl van haar verwijderd, is door moerassen omgeven, welke echter in den jongsten tijd door drooglegging aanmerkelijk beginnen te verminderen. Vermaard is het boven reeds vermeld pijnboomenwoud (pineta), hetwelk in de rigting van Rimini tot aan Cervia langs den duinzoom voortschrijdt. De voormalige haven van Ravenna is grootendeels verzand, maar vele gebouwen wijzen nog steeds op den vroegeren luister dezer stad. Daartoe behooren: de Dom, in 400 gesticht, maar in 1734 afgebroken en in eene koepelkerk met 3 beuken veranderd, zoodat van het oude gebouw slechts eene krypt en een ronde toren overgebleven zijn, terwijl in dien Dom zich beroemde fresco's bevinden van Guido Reni, twee aloude doodkisten van Grieksch marmer en een sierlijke bisschopszetel van ivoren platen met reliëfs van 550, — het baptisterium van San Giovanni, in 430 door bisschop Neo met marmer en mozaïek bekleed, een achthoekig gebouw met eene middellijn van 8 Ned. el, — de kerk van San Vitale, een der vermaardste bouwgewrochten van Italië, uit de 6de eeuw, met prachtige mozaïeken en marmeren reliëfs, — de kerk van San Francesco, eene basilica met 3 beuken uit de 5de eeuw, wier oorspronkelijke gedaante ook bij eene verbouwing in lateren tijd is behouden gebleven, met 12 gepaarde zuilen van grijs-geaderd marmer en een marmeren praalgraf van den aartsbisschop Liberius, — de kerk van San Apollinare Nuovo, naar men zegt door Theóderik gebouwd en te voren de zetel der Ariaansche bisschoppen, eene basilica met 3 beuken, met wélbewaarde versierselen uit den oud christelijken tijd, mozaïeken enz., — de kerk van San Giovanni Evangelista, in 425 door keizerin Placidia Galla gesticht, met een rijk gebeeldhouwd portaal en met fresco's van Giotto, — het mausoléum van keizerin Placidia Galla, gewijd aan de martelaars Nazario en Celso, het eerste voorbeeld eener gewelfde kruiskerk, met een koepel gekroond, en de grafkapél van Dante met het borstbeeld van dien dichter van Piêtro Lombardi.

Voorts verheffen zich buiten de poorten van Ravenna drie zeer merkwaardige kerken, namelijk: die van San Apollinare in Classe, in 534—549 gebouwd, met een gesloten vóórportaal en een hoogen, ronden toren, van binnen verdeeld in 3 beuken, die twee aan twee door 12 zuilen gescheiden zijn, — die van Santa Maria della Rotonda, met het praalgraf van Theóderik de Groote, uit de 6de eeuw, van binnen rond, naakt en door 10 vensters verlicht, — en die van Santa Maria in Porto Fuori, in 1096 door bisschop Piétri Onesti volgens eene gelofte gebouwd, eene basilica van 3 beuken, met fresco's versierd. Behalve nog 14 andere kerken vindt men te Ravenna het paleis van den aartsbisschop met eene merkwaardige huiskapél uit de 5de eeuw, — het paleis van Theóderik, waarvan echter slechts geringe overblijfselen voorhanden zijn, — het Palazzo-Rasponi met eene verzameling van schilderijen enz. Van de pleinen der stad vermelden wij: de Piazza Vittorio Emmanuéle in het midden der stad met 2 hooge, in 1483 door de Venetianen opgerigte zuilen van graniet, met het standbeeld van paus Clemens XII en met de overblijfselen der basilica van Hérculés, — de Piazetto del Aquila met eene zuil van graniet, in 1609 door cardinaal Gaëtani aldaar geplaatst, — en het Domplein met eene zuil ter eere van Maria. Van de voornaamste straten noemen wij den regtlijnigen Corso Garibaldi.

Ravenna is de zetel van een aartsbisschop, van een prefect, van eene Kamer van Koophandel, van een geregtshof enz. Men heeft er een lycéum, eene technische school, een seminarium, eene bibliotheek met 50000 boekdeelen, vele wiegedrukken en 700 handschriften, een muséum, eene académie van schoone kunsten met eene verzameling van schilderijen enz., een schouwburg, een groot zieken- en vondelingenhuis, 2 weeshuizen, en nagenoeg 12000, maar met de voorsteden bijna 22000 inwoners. Voegt men er de onderhoorige gehuchten bij, dan klimt dit aantal tot ruim 60000 (1876). Men heeft er veel wijnbouw en zijdeteelt, zijdespinnerij en zijdeweverij, — voorts vervaardigt men er glas, zeep, stijfsel, hoeden enz. De handel is er vrij levendig. De stad is door een zijtak naar Castel Bolognese met den spoorweg van Bologna naar Ancona verbonden en heeft door het Canale Corsini gemeenschap met de Adriatische Zee. Bij den aanvang van dat kanaal, bij de Porto Alberoni, heeft men eene kleine haven, daarenboven bevinden zich op het gemeentelijk gebied van Ravenna nog 2 havens, namelijk Primaro aan den mond van de Po di Primaro en Porto Corsini aan den mond van bovenvermeld kanaal. In eerstgenoemde haven bij Ravenna verschenen en vertrokken in 1875 niet minder dan 1330 schepen met eene ruimte van bijna 45000 ton, en in de beide andere havens 152 schepen met ruim 9000 ton.

Ravenna was in overouden tijd eene kolonie der Thessaliërs, maar begon eerst in de dagen van keizer Augustus te bloeijen; zij was in de 5de eeuw de zetel van onderscheidene West-Romeinsche Keizers, na den ondergang des Rijks sedert 493 die der Oost-Gothische Koningen en eindelijk die der Exarchen. Dat Ravenna in die dagen eene belangrijke stad was, blijkt uit een heldendicht uit de 13de eeuw, de „Rabenschlacht” of „Ravennaslag" getiteld, hetwelk een verhaal bevat van de zegepraal van Dietrich van Bern (Verona) op Ermenrich in de nabijheid van Ravenna. De Exarchen werden in 752 door de Longobarden verjaagd, die echter in 755 de stad met het exarchaat afstonden aan den Franschen koning Pipijn, waarna laatstgenoemde een en ander ten geschenke gaf aan den Heiligen Stoel, eene schenking die in 774 door Karel de Groote bevestigd werd. Daarna werd de stad door consuls bestuurd. Sedert 1275 heerschte er het geslacht Pollenta. Van 1440 tot 1509 was de stad in handen der Venetianen, die haar verloren ten gevolge der ligue van Cambrai. Na dien tijd stond zij onder het gezag van den Paus, en Julius II plaatste er een cardinaal-legaat. Door den Vrede van Tolentino (1797) verviel Ravenna aan Frankrijk, na het Congrès te Weenen (1815) weder aan den Kerkelijken Staat, en in 1860 aan het koningrijk Italië.

< >