Ratelslang (Crotalus) is de naam van een slangengeslacht uit de familie de Crotalidae. Het onderscheidt zich door zijn hevig vergif; voorts, wat de gedaante betreft, door eenvoudige dwarsche schilden onder het lijf en den staart, door een met 2 of 3 rijen van kleine platen bedekten kop en vooral door een ratelend werktuig aan den staart, hetwelk zamengesteld is uit een aantal hoornachtige, los aaneengevoegde geledingen, die bij hare beweging een ratelend geluid voortbrengen.
Het aantal dier geledingen vermeerdert van jaar tot jaar; men heeft er wel eens 48 bij hetzelfde dier opgemerkt. De ratelslang heeft een platten, driehoekigen kop, glinsterende oogen, een breeden bek en eene gespletene tong. De bovenkaken zijn met naar achteren gebogen tanden gewapend. De voorste zijn zeer lang en sterk, grootendeels hol en loopen aan den wortel uit in een vliezigen zak, alwaar onder de huid de gifblaasjes geplaatst zijn, die gemeenschap hebben met de holle, aan de punt met eene kleine opening voorziene tanden. Al de soorten van dit geslacht komen voor in Amerika, en zij zijn te gevaarlijker naarmate het klimaat en het saizoen warmer is. Zij kruipen langzaam en bijten alleen, wanneer zij getergd worden of eene prooi bemagtigen. Zij voeden zich met kleine vogels, eekhoorns enz., en worden zelven door varkens, roofvogels en Negers zonder nadeel gegeten.
In Noord-Amerika, van Mexico tot 46° N.B., vindt men de gewone ratelslang (C. durissimus L.), die eene lengte heeft van 11/2 Ned. el, zich onder steenen, kreupelhout enz. verschuilt en in den winter op eene drooge plaats verstijft. In Zuid-Amerika heeft men de cascavella (C. horridus Daud.), welke zoo groot is als de voorgaande soort en niet minder gevaarlijk. Deze laatste heeft op den rug 18 donkere met geel gezoomde ruitvormige vlekken en 2 zwarte lijnen langs den nek. Op den beet volgt de dood na weinige minuten.