Psyché, eigenlijk de ziel, is in de Grieksche mythologie de verpersoonlijking van ’s menschen ziel als de beminde van Eros (den liefdegod). Zij wordt voorgesteld in de gedaante van een vlinder of in die van een jeugdig meisje met vlindervleugels, hetwelk, door het noodlot met Eros verbonden, alle ellenden en zaligheden der liefde ondervindt. Deze allegorie, vermoedelijk ontleend aan de ideeën van Plato en in de eerste eeuw vóór Chr. door Meleagros medegedeeld, wordt door dezen voorgesteld als algemeen bekend. Zij heeft aanleiding gegeven tot de vervaardiging van onderscheidene kunstgewrochten, van welke sommige Psyché vertoonen zooals zij door den liefdegod gekweld, geboeid en getuchtigd wordt, zoodat zij daarover weent en klaagt, — andere zooals zij zich op Eros wreekt en hem teistert, terwijl eindelijk eene vaak nagebootste groep beiden voorstelt als door het geluk der liefde vereenigd.
Deze oudere voorstellingen zijn door Apulejus in zijne „Gedaantewisselingen” verwerkt tot een bevallig verhaal van den volgenden inhoud: Een Koning had 3 dochters, en van deze was Psyché de jongste en de schoonste. Eros wordt voor haar in liefde ontstoken en laat haar door Zephyr naar eene eenzame plek brengen, waar hij, zonder door haar gezien of gekend te worden, elken nacht bij haar vertoeft. Op aandrang van hare zusters doet zij echter, tegen zijn verbod, op zekeren nacht pogingen om zijn gelaat te aanschouwen, waarna hij haar verlaat. Worstelend met tallooze moeijelijkheden en bezwaren, zoekt zij den geliefden jongeling op te sporen en vindt hem eindelijk terug, waarna zij, door het verduurde lijden van schuld gereinigd, voor eeuwig met hem vereenigd wordt. Beider dochter droeg den naam van „Gelukzaligheid”. Deze geschiedenis werd voorgesteld door Rafaël in de Farnesina te Rome, alsmede door groepen van Thorwaldsen en Canova. — Zie ook onder Asteroïden.