Princeps (de eerste) was de titel der Romeinsche keizers. Aanvankelijk beteekende hij slechts „de eerste van den Senaat”, eene onderscheiding, welke in de dagen der Republiek door de censores werd verleend. Het Keizerlijk principaat omvatte al de bevoegdheden van een onbeperkten heerscher, het geheele imperium, dat ten tijde van het Gemeenebest aan afzonderlijke ambtenaren was verleend. Andere titels van den Princeps waren Augustus, welke betrekking had op zijne godsdienstige wijding, en Caesar, welke afkomstig was van de adoptie van Octavianus door Caesar.
Laatstgemelde titel werd ook gevoerd door den aangewezen opvolger. Eindelijk had men ten tijde der Republiek een princeps juventutis, den eerste op de lijst der Romeinsche ridders. — Uit den titel van princeps ontstond die van prins, welke toegekend wordt aan de leden van regérende vorstenhuizen, — en in sommige landen ook wel aan leden van den hoogen adel. De eerstgeboren prins van een regérend Vorstenhuis draagt den naam van kroonprins.