Priapus, bij de Grieken de god van akkers en tuinen, een zoon van Dionysus (Bacchus), volgens anderen van Adonis of van Hermes, en van Aphródite (Venus) , volgens anderen van Chione, was de god van alle weligheid en vruchtbaarheid in de natuur. Inzonderheid waren de geiten en schapen, de wijnoogst en de visscherij onder zijne hoede gesteld. Men offerde hem ezels, maar vooral de eerstelingen der tuin- en veldvruchten.
Met de dienst van Aphródite werd ook die van Priapus naar Italië overgebragt. Standbeelden van dezen god, met een grooten phallus voorzien, werden in de tuinen geplaatst, en tot zijne attributen behoorden een snoeimes en een knods.