Poreusheid is eene eigenschap der ligchamen, welke veroorzaakt, dat zij de door hen ingenomene ruimte niet volkomen met stofdeelen vullen. De ongevulde tusschenruimten dragen den naam van poriën. Vele zelfstandigheden hebben groote poriën, welke voor het bloote oog zigtbaar zijn, en vele andere daarentegen zulke kleine, dat men ze slechts met den microscoop waarnemen of enkel op grond van bepaalde verschijnselen tot hare aanwezigheid besluiten kan. Bij spons, hout, kool enz. kan men de poriën gemakkelijk opmerken, en zij worden zonder moeite van lucht en water doortrokken.
De metalen schijnen van poriën verstoken, maar onder eene sterke drukking, vooral bij een hoogen warmtegraad, dringen gassen en vloeistoffen er doorheen. Glas daarentegen is ondoordringbaar voor vloeistoffen en gassen. Niettemin bestaan ook hier tusschenruimten tusschen de moleculen, zoodat men de poreusheid als eene algemeene eigenschap der ligchamen beschouwt.