Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Pompeji

betekenis & definitie

Pompeji, eene oude, door de Oscers gestichte stad in Campanië, op een alleenstaanden heuvel aan de weleer bevaarbare Sarno op den achtergrond eener tot haven dienende baai gelegen, telde kort voor haren ondergang (79 na Chr.) omstreeks 30000 inwoners en was eene door koophandel bloeijende landstad, waar de aanzienlijke Romeinen des zomers gaarne hun verblijf hielden. De stad verloor hare onafhankelijkheid ten tijde van Sulla: zij werd eerst eene militaire kolonie en toen een municipium. Nadat reeds in 63 een gedeelte der stad door eene aardbeving verwoest was, werd zij met onderscheidene andere plaatsen (Stabia, Herculaneum, Taurania, Oplontis en Tegana) bij eene geweldige uitbarsting van den Vesuvius onder een regen van lava en asch bedolven. Hoewel er reeds in ouden tijd opgravingen zijn gedaan, bleef de stad tot in 1748 onder haar lijkkleed rusten.

Na dien tijd namen de opdelvingen een aanvang, maar eerst volgens een vast plan onder Murat (1808—1815), en werden in de laatste jaren op stelselmatige wijze en met een rijkssubsidie van 60000 francs in ’t jaar door Fiorelli voortgezet. Men graaft thans voort in eene waterpasse rigting, en eerst nadat men eene geheele, door 4 straten omringde huizenmassa heeft blootgelegd, maakt men met de volgende een aanvang. Het verkoolde hout wordt aanstonds door ander hout vervangen en de schilderijen blijven meestal op de plaatsen, waar men ze aantreft. Tot nu toe is iets meer dan een derde deel der stad voor het licht toegankelijk gemaakt, en daartoe behoort het Forum met zijne tempels, zuilenhallen en verdere gebouwen. De laag, waaronder de stad verborgen ligt, was 6 tot 6,5 Ned. el dik en bestaat, van onder te beginnen, uit eene laag ter hoogte van 30 Ned. duim van fijne, zwarte, vulcanische asch (papamonte); daarop volgt ter dikte van 2 tot 2,5 Ned. el eene laag lapilli, namelijk groote en kleine brokken puimsteen, en daarna eenige Ned. duim asch met eenige Ned. duim lapilli. Boven deze laag ter dikte van ruim 3 Ned. el ligt eene aschlaag ter dikte van 60 Ned. duim, daarna eene laag lapilli ter dikte van 50 Ned. duim, en eindelijk eene aschlaag ter dikte van 2,2 Ned. el, wier bovenste helft allengs in vruchtbare aarde herschapen is. Vermoedelijk zijn de inwoners bij die verschrikkelijke gebeurtenis meerendeels aan den dood ontkomen, daar men tot nu toe slechts 400 (volgens anderen 600) geraamten opgedolven heeft. De gebouwen zijn grootendeels ingestort, de houten bovenverdiepingen door de hitte verteerd, de zolders bezweken en de zuilen afgebrokkeld.

Niettemin geeft het thans opgegraven derde deel van Pompeji eene getrouwe voorstelling van eene oude Grieksch-Italiaansche stad. Men ziet er bij het Forum en eenige andere pleinen de voornaamste openbare gebouwen, de tempels, badhuizen, schouwburgen en amphitheaters, benevens woonhuizen, winkels en werkplaatsen. De afstand tusschen de meest van elkander verwijderde punten der stad — het amphitheater en de poort naar Herculaneum — is 1250 Ned. el en de omtrek van haren muur 3160 Ned. el. De straten zijn meestal regt, maar eng (4—7 Ned. el) en snijden elkander regthoekig. De voornaamste straat is er met veelhoekige lavablokken keurig geplaveid. De trottoirs zijn 0,25 Ned. hoog en 1 Ned. el breed, en waar zijstraten het trottoir doorsnijden, vindt men overstapsteenen voor de voetgangers met het wagenspoor er tusschen. Op de hoeken der straten heeft men fonteinen met vierkante bekkens, alsmede kleine altaren, aan de huisgoden gewijd. Voorts ontvangt men er eene voorstelling van het maatschappelijk leven van vroegeren tijd, wanneer men op de buitenmuren der huizen de opschriften gadeslaat, welke aanbevelingen van candidaten voor openbare betrekkingen, aankondigingen van openbare vermakelijkheden enz. bevatten.

Het merkwaardigste punt der stad is liet reeds vermelde Forum Civile, dat 157 Ned. el lang, 33 Ned. el breed en aan 3 zijden door twee boven elkaar geplaatste rijen zuilen ("de onderste eene Dorische en de bovenste eene Ionische) omgeven is. Het geheele plein is omzoomd door openbare gebouwen, namelijk de Basilica, den tempel van Venus en het Poecile ten westen, — den tempel van Jupiter ten noorden, — het Panthéon, het Raadhuis, den tempel van Mercurius, het gebouw der Eumachia en de school van Verna ten oosten, — en eindelijk de 3 geregtszalen ten zuiden. Het Forum, het vereenigingspunt van 7 straten, was door poorten en hekken afgesloten en alleen voor voetgangers bestemd. De grond was er met travertino-platen belegd, en bij de zuilen ziet men de voetstukken van standbeelden, die er zich weleer verhieven. Ten oosten van het Forum vindt men een ander plein, het Forum Triangulare, hetwelk men bereikt door eene Ionische zuilenhal; het is wijders van voren en aan nog twee zijden omgeven door eene Dorische zuilengaanderij, terwijl de vierde zijde een vrij uitzigt oplevert, doch gedeeltelijk bedekt is met de bouwvallen van een tempel, waarschijnlijk aan Héraclés gewijd. In de straten tusschen die beide pleinen verheffen zich woonhuizen van burgers. Aan het westelijk uiteinde van de stad ziet men de poort naar Herculaneum, van tigchelsteenen en gehouwen steenen opgetrokken, met een grooten boog en kleine zijbogen voor de voetgangers; langs deze bereikt men de voorstad Augustus Felix. Hier heeft men de vermaarde Straat der Grafplaatsen met talrijke monumenten, ter gedachtenis van merkwaardige personen, — voorts de villa’s van Cicero en van M. Arrius Diomedes, deze laatste met 2 verdiepingen aan de helling van het gebergte.

Pompeji bevat (behalve reeds genoemden tempel van Héraclés) 7 groote tempels, van welke 2 zich nabij het Forum Triangulare, 4 bij het Forum Civile en één niet ver van dit laatste verheffen. De tempel van Venus aan het Forum Civile heeft veel geleden, maar is een der prachtigste bouwvallen van Pompeji. Hij is 54 Ned. el lang en 33 Ned. el breed en door een ommuurd plein omgeven. Van binnen vormt een gedeeltelijk bewaard gebleven voorportaal met 9 zuilen aan de smalle en 17 aan de lange zijden een groot vierkant, welks muren weleer met schilderijen waren versierd. De zuilen zijn er van Dorische in Corinthische veranderd. Vóór den opgang naar de cella ontwaart men een altaar voor de liefdegaven. Veertien trappen van kalksteen leiden naar het tempelgebouw , dat op een grondslag rust ter hoogte van 2⅓ , ter lengte van 20 en ter breedte van 12 Ned. el. Aan de noordzijde van het Forum verrijst op een onderbouw ter hoogte van 3 Ned. el de tempel van Jupiter.

In het midden der 18 grootsche trappen van den ingang stond eens een altaar, en van het voorportaal, 15 Ned. el breed en 12 Ned. el diep, ziet men thans een 12-tal ongelijk afgeknotte zuilen. De cella achter het voorportaal is 18½ Ned. el lang, en men vindt er overblijfselen van de wanden en van den mozaïekvloer. Daar verhief zich weleer een reusachtig standbeeld van Jupiter. Op den achtergrond van dit heiligdom heeft men 3 verwulfde vertrekken, vermoedelijk voor het archief en de schatkist bestemd. Ongeveer 15 Ned. el vóór den tempelgevel ontwaart men een groot altaar. — Ten oosten van dezen tempel verheft zich die van Augustus, het Panthéon of het feestgebouw der Augustalen, zooals sedert Tiberius de aanhangers van de dienst van Augustus werden genoemd. Dit aanzienlijk gebouw grenst met de voorzijde aan de zuilenrij van het Forum en vormt van binnen een regthoekig plein ter lengte van 37½ en ter breedte van 27 Ned. el, in het midden voorzien van 12 vierkante zuilenstompen, die waarschijnlijk te voren een open, koepelvormigen tempel onderschraagden. De noord- en de westzijde van het plein waren met fraaije schilderstukken versierd, van welke nog eenige voorhanden zijn. Aan den zuidelijken wand bevinden zich 11 kleine cellen, vermoedelijk voor de priesters bestemd.

Tegenover den ingang, aan de oostzijde van het gebouw, bevindt zich het eigenlijke heiligdom, namelijk drie groote vertrekken, van welke het middenste en hoogste eene kapél was met het standbeeld van Augustus. — Aan dezelfde zijde van het plein verheft zich de sterk geschonden tempel van Mercurius. Van de zijde van het Forum komt men door een voorportaal op het voorplein, op welks midden men een altaar van marmer ter hoogte van 1½ Ned. el aanschouwt, en op den achtergrond bevindt zich eene kleine cella met een voetstuk voor een standbeeld. — In de Forumstraat, die men door den grooten triomfboog naast den tempel van Jupiter bereikt, verrijst de tempel van Fortuna, een van zijn marmer beroofd, maar toch schilderachtig gebouw ter lengte van 24½, en ter breedte van 9½ Ned. el en met een voorportaal, dat eens met 4 Corinthische zuilen was versierd. In het oostelijk gedeelte der stad bevindt zich de tempel van Júpiter en Juno, 21 Ned. el lang en 7 breed, — en niet ver van daar de tempel van Isis, van gebakken steen, maar met eene harde specie bepleisterd en hierbij in regthoeken verdeeld. Deze tempel is vrij goed bewaard gebleven en heeft eene lengte van 30 bij eene breedte van 18½ Ned. el, met een tempelplein, welks 4 zijden omgeven zijn door 22 van onder roode en van boven witte Dorische zuilen. Daartusschen liggen 5 altaren, en in het midden ziet men een klein heiligdom, waarheen men langs 8 trappen opklimt. — Tot de overige merkwaardige gebouwen behoort de Basilica, weleer de beurs en de geregtszaal, tevens het grootste en oudste gebouw aan het Forum. Het bestaat uit 3 schepen, telt 28 gecanneleerde zuilen van gebakken steen en heeft gemarmerde wanden met talrijke overblijfselen van beeldhouwwerk. Aan het einde van het gebouw ziet men 2 Ned. el boven den grond eene tribune, waarschijnlijk voor het afkondigen van vonnissen bestemd. Aan het Forum verrijst wijders het Raadhuis (Curia of Senaculum), vermoedelijk de vergaderzaal der Deeurionen, 20 Ned. el lang en 18 breed, aan het einde van een halfrond en in het midden van een altaar voorzien. — Voorts heeft men er het gebouw der Eumachia of het Chalcidium, eene koopwarenbeurs, van gebakken steen opgetrokken en met marmer bekleed.

Het heeft een voorportaal ter lengte van 391/2 Ned. el bij eene diepte van 121/2 Ned. el, waarachter men door een hoofdingang een ruim plein bereikt, door een breeden zuilengang omgeven. Tegenover den ingang ziet men eene halfronde nis, die te voren met het beeld der godin (Concordia) was versierd. Eene groote gaanderij liep langs de langste muren van het gebouw en kwam uit in het voorportaal. In eene van de nissen der gaanderij stond het gedenkteeken van de priesteres Eumachia, de stichteres van het gebouw. — Merkwaardig zijn wijders de beide badhuizen (thermae). De oudste baden, in 1825 opgegraven, vormen eene door 4 straten omgevene wijk ter breedte van 491/2 en ter lengte van 53 Ned. el en bestaan uit een apodyterium (uitkleedkamer) met vele versierselen langs de lijst, waarop de lampen stonden, met een mozaïekvloer en lavabanken, voorts uit een tepidarium (warm luchtbad), ter lengte van 10 en ter breedte van 572 Ned. el, met schilderijen, reliéfs enz., dan uit een caldarium (warmwaterbad), 161/2 Ned. el lang en 51/2 Ned. el breed, met een vierkant marmeren bassin voor 10 personen, een ronden marmeren bak voor koudwaterafwasschingen, met een mozaïekvloer met buizen tot geleiding der warmte, en eindelijk uit een frigidarium (koudwaterbad) met een bassin. — De nieuwe baden zijn eerst in 1853— 1858 opgedolven en dragen daarom den naam van nieuw, hoewel zij waarschijnlijk 11/2eeuw ouder zijn dan de voorgaande. Zij bestaan uit een grootsch voorportaal, de palaestra voor de ligchaamsoefeningen, die ter voorbereiding vóór het bad werden aanbevolen, en een zwembassin in de eerste afdeeling, voorts uit een bad voor mannen, een frigidarium met een keurig versierd voorvertrek, een apodyterium met veel reliëfs, een tepidarium, een caldarium en een bad voor vrouwen in de tweede afdeeling. — Ten zuidoosten van deze baden, bij het Forum Triangulare, ligt de groote schouwburg, een van de best bewaard geblevene der oudheid. Hij is door een Romeinsch vrijgelatene, Martorius Prins, gesticht. De zitplaatsen verrijzen aan de helling van een heuvel en alleen de bovenste 4 rijen rusten op eene gewelfde gaanderij.

De ruimte voor het publiek is hoefijzervormig, heeft eene middellijn van 68 Ned. el, kan 5000 personen bevatten en werd door tentdoek tegen den zonneschijn beveiligd. Die ruimte is verdeeld in eene onderste (cavea) voor de hooge ambtenaren, eene middenste voor de aanzienlijkste burgers, en eene bovenste voor het volk. Het tooneel, 33 Ned. el breed en slechts 61/2 Ned. el diep, verheft zich 11 /2 Ned. el boven den vloer I van het orkest. Achter het tooneel bereikt men den kleinen schouwburg, ook Odéon genaamd, dat 1568 personen kan bevatten en waarschijnlijk bestemd was voor klucht- en blijspelen. — Tusschen den grooten schouwburg en den stadsmuur heeft men de kazerne der zwaardvechters, met trappen uitloopend op het Forum Triangulare. Het bestaat uit een groot, open binnenplein, voor oefeningen bestemd en door zuilen omgeven, voorts uit slaapkamers, keuken, eene gevangenis en eer.e woning voor den directeur. — Ver van al deze gebouwen, aan het zuidoostelijk uiteinde der stad, heeft men het amphitheater, eirond van vorm, met grootste en kleinste middellijnen van 130 en 102 Ned. el. De buitenmuren met hunne bogen omgeven eene uitgediepte arena, en de plaatsen der toeschouwers vormen 34 cirkels met banken van tufsteen, en er is ruimte voor omstreeks 15000 personen. In de arena (het krijt) komen 2 tegenover elkander gelegene poorten uit, als toegangen voor de optrekkende benden der zwaardvechters, en daarnaast zijn traliehokken voor wilde dieren. Langs eene derde poort, in het midden tusschen de beide gemelde, verwijderde men de gedoode menschen en dieren. — Een merkwaardig voorbeeld eener inrigting van nijverheid levert er de fullonica of vollersfabriek.

Langs eene groote gaanderij van 12 kolommen, op welke eene tweede gaanderij rust, vindt men de slaap- en woonvertrekken der werklieden, de werk-en droogplaatsen enz., — voorts waterbassins en gelegenheden om te wasschen. — De woonhuizen zijn er van met mortel verbondene steenbrokken, gebakken steen en ook wel van teerlingen van tufsteen gebouwd; marmer vindt men er zelfs aan de openbare gebouwen niet in grooten overvloed. Het grondvlak der aanzienlijkste huizen is zeer groot, maar in kleine ruimten verdeeld, waarin slechts 4 of 5 personen zich behoorlijk kunnen bewegen. Van buiten hebben deze woningen naakte wanden zonder eenig lijstwerk, veelal geene vensters, op zijn meest getraliede openingen naar de straatzijde. Aan de straten werd leven en beweging bijgezet door talrijke smalle, lage winkels, die zich ook in aanzienlijke huizen bevinden, maar van de eigenlijke woonvertrekken gescheiden waren en met beperkte bovenkamers in verband stonden. Eene flinke woning bevatte er achter den ingang (prothyron) een atrium of voorhof met veranda’s of zuilengangen en met eene in het midden gelegen kom ter verzameling van regenwater. Rondom dien voorhof bevonden zich de slaapkamers en woonvertrekken. Aan de beide uiteinden van den voorhof strekten zich vleugels (alae) uit tot ontvangst van vrienden, en op den achtergrond van het atrium, tegenover den ingang had men het salon (tablinum) met schilderijen en mozaïek. Langs dit salon liep een gang naar een tweede binnenplein, waarnaast zich de gezelschaps- en eetzaal bevond.

Dit tweede plein (peristylium) is de eigenlijke woning des gezins en bestaat meestal uit een kleinen tuin of eene door bloemperken omringde waterkom, omsloten door eene Corinthische zuilengaanderij. Kondom dit binnenplein heeft men de kamers van de leden van het gezin en achter aan het peristylium somtijds nog eene feestzaal (oecus). In vele huizen volgt daarop nog eene vierde afdeeling, de eigenlijke tuin (viridarium). Op de verdiepingen, die zich rondom het atrium en peristylium uitstrekken, bevonden zich slaapkamers voor de huisgenooten en ook wel verhuurde vertrekken. De woningen waren er ruimschoots voorzien van sieraden, mozaïek en schilderwerk. Tot de merkwaardigste opgegravene huizen behoort dat van den aedilis Pansa, hetwelk gelijkvloers 50 vertrekken bevat, — dat van den Poeta tragico, alzoo genoemd naar eene onjuist verklaarde schilderij, thans in het muséum te Napels, een klein, maar smaakvol gebouw, vermaard wegens zijne schilderijen, ontleend aan de gedichten van Homerus, en dat van Sallustius met sierlijke muurschilderijen, — dat van Meleager, eene fraaije woning zonder winkel, maar met een sierlijken gevel, — dat van Castor en Pollux, een groot dubbel huis met een gemeenschappelijk peristylium, — de casa del Fauno, een der prachtigste woningen, ter lengte van 80 en ter breedte van 35 Ned. el, met kostbaar mozaïek, — dat van Lucretius met eene menigte versierselen, — de casa dell’ Orso, in 1865 blootgelegd, — en de Casa del balcone pensile, met een uitstekend bovenvertrek. Het huisraad, de sieraden, de munten enz., die een helder licht verspreiden over het huiselijk leven der Ouden, benevens de voornaamste fresco’s, mozaïeken, sieraden, beeldhouwwerken enz. bevinden zich grootendeeis in het muséum te Napels.

< >