Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Polychromie

betekenis & definitie

Polychromie (veelkleurigheid) noemt men het beschilderen van gebouwen en beeldhouwwerken met bonte kleuren. Zij was bij de Grieken in gebruik, niet zoozeer ter nabootsing der natuur, maar vooral om aan kunstgewrochten het sieraad van fraaije kleuren te bezorgen. Men zocht daarbij slechts te voldoen aan de eischen van het schoone. In de Dorische tempels werden de deelen der zuilen en de verdere ornamenten met verschillende kleuren versierd, en waar men slechte bouwstoffen gebezigd had, diende de beschildering tot dekking, evenals bij ons de bepleistering.

Van de standbeelden beschilderde men het gewaad, om de naakte deelen beter te doen uitkomen. Ook maakte men de lippen rood en het haar geel, terwijl men door edelgesteenten glans gaf aan de oogen. Bij de Romeinen daarentegen was het beschilderen eene bloote navolging der natuur, en ook gedurende de middeneeuwen vervulde het kleuren der standbeelden eene belangrijke rol, — ’t geen zelfs nog plaats had gedurende de renaissance, inzonderheid in Spanje. Ook de architectonische polychromie kwam vooral bij den spitsboogstijl weder in zwang, en men bepaalde zich hoofdzakelijk bij goud (verguld), rood en blaauw. In onze dagen bloeit zij door de bemoeijingen van Klenze, Viollet le Duc, Hansen, Semper enz., terwijl tevens het kleuren van standbeelden meer en meer bijval vindt.

< >