Poe (Edgar Allan), een verdienstelijk Amerikaansch dichter en schrijver, geboren in Januarij 1809 te Baltimore, zag zich reeds vroeg van zijne ouders beroofd en werd door een bemiddeld burger te Richmond als zoon aangenomen. Nadat hij wegens zijn losbandig levensgedrag van de universiteit te Charlottesville gerelegeerd was, begaf hij zich naar Europa met de bedoeling om de Grieken in hunne worsteling tegen de Turken te ondersteunen, maar doolde gedurende een jaar in ons werelddeel rond en werd eindelijk wegens verschillende buitensporigheden door de policie te Petersburg in hechtenis genomen. Door bemiddeling van den Amerikaanschen consul herkreeg hij zijne vrijheid, werd door hem naar Amerika teruggezonden, bezocht de militaire académie te Westpoint, waar hij na verloop van 10 maanden desgelijks verwijderd werd, trad daarop als soldaat in dienst, deserteerde en bepaalde zich toen, onterfd door zijn inmiddels overleden weldoener, bij het beoefenen der letteren, nadat hij reeds eenige jaren te voren een bundel gedichten onder den titel: „Al Aaraaff, Tamerlane and minor poems (1829)” had uitgegeven. In 1835 behaalde hij een uitgeloofden prijs met eene novelle; — voorts leverde hij opstellen in verschillende tijdschriften, vestigde zich in 1837 te New-York en deed hier „The narrative of Arthur Gordon Pym” en in den „American Review” het beroemde gedicht: „The Raven” in het licht verschijnen.
Later belastte hij zich met de redactie van het „Broadway Journal”, toefde eenigen tijd te Philadelphia en te Richmond en overleed op de terugreis naar New-York in een hospitaal te Baltimore op den 7den October 1849. In zijne verhalen heeft het fantastische en huiveringwekkende de overhand, maar zij onderscheiden zich tevens door een keurigen stijl en een boeijenden inhoud. Vele van zijne gedichten behooren tot de kostbaarste parels der Amerikaansche letterkunde. Van zijne geschriften vermelden wij nog: „The gold bug”, — „The fall of the house of Usher”, — „The murders in the rue Morgue”, — „The purloined letter”, — „A descent into the Maelstroem”, — en „The faits in case of M. Valdemar”. De laatste uitgave zijner geschriften is die van Ingram (1875, 4 dln). Te Baltimore verrees in 1875 een gedenkteeken ter zijner eer.
