Philippson

betekenis & definitie

Philippson (Ludwig), een verdienstelijk Israëlietisch geleerde, geboren te Dessau den 27sten December 1811, studeerde te Halle en te Berlijn in de oude letteren en in de Joodsche godgeleerdheid. Hij werd rabbijn te Magdeburg en directeur der Israëlietische school aldaar, doch moest om redenen van gezondheid die betrekkingen in 1861 nederleggen, waarna hij zich vestigde te Bonn. Hij stichtte in 1834 het „Israëlitische Predigtund Schulmagasin”, dat in 1837 vervangen werd door de „Allgemeine Zeitung des Judenthums” en schreef o. a.: „Die Entwickelung der religiösen Idee in Judenthum, Christenthum und Islam (1847—1848; 2de druk 1874)”, — „Die Religion der Gesellschaft (1848)”, — en „Weltbewegenden Fragen in Politik und Religion aus den letzten 30 Jahren (1868—1869, 2 dln)”. — Zijn zoon Martin, geboren te Magdeburg den 27sten Junij 1846, is sedert 1875 hoogleeraar in de geschiedenis aan de universiteit te Bonn en schreef o. a.: „Geschichte Heinrichs des Löwen (1868, 2 dln)”, — en „Heinrich IV und Philipp III, die Begründung des französischen Ueberwichts in Europa (1871—1876, 3 dln)”.