Persigny (Jean Gilbert Victor Fialin, hertog de), een Fransch staatsman, geboren den llden Januarij 1808 te St. Germain l’Espinasse (Loire), bezocht in 1826 de militaire school te Saumur en trad in 1828 in dienst bij de hussaren. Aanvankelijk tot de koningsgezinden behoorend, werd hij meer en meer van republikeinsche gevoelens doordrongen en ontving in 1831 zijn ontslag. Nu werd hij te Parijs medewerker aan den „Temps”, doch het lezen van het „Mémorial de Ste-Helène” vervulde hem met geestdrift voor de Napoleontische denkbeelden, welke hij aanstonds in een nieuw tijdschrift : „L’Occident Français”, zocht te verspreiden.
Het eerste nommer werd echter door geen tweede gevolgd. Daardoor kwam hij evenwel in vriendschappelijke betrekking met Lodewijk Napoleon, die zich alstoen te Arenenberg bevond, en hij heeft met zelfverloochenende getrouwheid dezen tot het einde zijner dagen gediend. Hij deed reizen door Frankrijk en Duitschland, om eene Keizersgezinde partij tot stand te brengen en werkte in 1836 mede tot de overijlde onderneming te Straatsburg. Toen deze mislukt was, nam hij de wijk naar Londen, waar hij dien aanslag poogde te rechtvaardigen in de brochure: „Relation de l’entreprise du prince Louis Napoléon (1837)”. Voorts nam hij deel aan den dwazen togt naar Boulogne, werd gevangen genomen en zag zich door het Hof der Pairs veroordeeld tot eene 20-jarige gevangenisstraf. De Februarij-omwenteling van 1848 stelde hem op vrije voeten. Hij snelde aanstonds naar Parijs, zocht aldaar en op het land eene Bonapartistischgezinde agitatie te verwekken en zorgde alzoo, dat zijn vriend den lOden December 1848 tot president der Republiek gekozen werd. Deze benoemde hem daarop tot zijn adjudant.
In 1849 werd hij vertegenwoordiger van het departement du Nord in de Nationale Vergadering, waar hij de politiek van den President met ijver verdedigde, zoodat hij als gevolmagtigde naar het Hof van Berlijn werd gezonden. Op den dag van den staatsstreek, waarvan hij in de eerste plaats verwittigd was, bezette hij aan het hoofd van een linieregiment het gebouw der Nationale Vergadering en werd lid van de consultatieve commissie. Op den 23sten Januarij 1862 zag hij zich benoemd tot minister van Binnenlandsche Zaken, waarna hij de eerste verkiezingen voor het Wetgevend Ligchaam regelde. Ook trad hij in die dagen in het huwelijk met de prinses de la Moskwa, eene kleindochter van den maarschalk Ney. Nadat hij in April 1854 om redenen van gezondheid zijne portefeuille had nedergelegd, vertrok hij in 1855 als gezant naar Engeland, bleef er tot 1858 en keerde in 1859 derwaarts terug.
Van 24 November 1860 tot 23 Junij 1863 was hij weder minister van Binnenlandsche Zaken. De voor hem ongunstige uitslag der verkiezingen te Parijs in 1863 noodzaakte hem tot aftreding, en den 13den September werd hij tot hertog benoemd. Na dien tijd was hij werkzaam als Senator en als lid van den Geheimen Raad. Met kracht verzette hij zich tegen de constitutionéle rigting van het Keizerlijk Bewind, was nog getuige van den val van, zijn vriend, en overleed te Nizza den 13den Januarij 1872.