Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Peel

betekenis & definitie

Peel (De) is de naam van een voormalig, doch thans meerendeels drooggelegd moeras op den linker oever van de Maas en in het oostelijk gedeelte der Nederlandsche provincie Noord-Brabant. Zij is 60 Ned. mijl lang en en 10—15 Ned. mijl breed en telt onderscheidene dorpen en gehuchten. De barre heide rondom de Peel draagt den naam van Peelland en levert uitmuntenden turf.

Peel. Onder dezen naam vermelden wij:

Sir Robert Peel, een beroemd Engelsch staatsman, oudsten zoon van den industrieel en baronet Robert Peel (♰ 1830) en geboren den 5den Februarij 1788 te Brookside bij Blackburn. Hij bezocht gelijktijdig met Byron de school te Harrow en in 1800 de universiteit te Oxford, werd in 1809 lid van het Parlement en voegde zich aanstonds bij de Tories, wier beginselen hij gedurende 20 jaar verdedigde. In 1810 werd hij onder-staatssecretaris voor Koloniën en in 1812 eerste secretaris voor de zaken van Ierland. In 1817 zag hij zich wegens zijn tegenstand tegen de emancipatie der R. Katholieken door de Oxfordsche universiteit naar het Parlement gezonden, zoodat hij zich nog meer met de aanzienlijke Tories verbond. Toen koningin Caroline in staat van beschuldiging werd gesteld door lord Liverpool, geraakte hij met dezen in oneenigheid en legde in 1818 zijn staatssecretariaat neder. In 1821 werd hij belast met de portefeuille van Binnenlandsche Zaken en betoonde zich steeds een ijverig aanhanger van de gevoelens der Tories, hoewel hij niet af keerig was van doelmatige hervormingen in de administratie en de regtsbedeeling. Hij bestreed de emancipatie der R. Katholieken, ondersteunde de vreemdelingenbill, verbeterde het openbaar onderwijs en de regtspleging en regelde inzonderheid de zaken der strafwet. Toen in 1827 Liverpool aftrad, legde ook Peel zijne portefeuille neder en plaatste zich aan het hoofd van de oppositie der Tories tegen Canning, doch zoodra in 1828 de Tories weder aan het roer kwamen, aanvaardde hij op nieuw de portefeuille van Binnenlandsche Zaken.

Om de dreigende onlusten in Ierland tot bedaren te brengen, betoonde hij zich minder afkeerig van de emancipatie der R. Katholieken, terwijl hij ook zijn zegel hechtte aan het voorstel van Russell tot opheffing der Test-akte, — ja, hij leverde in 1829 een wetsontwerp in, waardoor voor de R. Katholieken zoowel de weg naar het Parlement als die naar de meeste staatsambten geopend werd. De universiteit te Oxford weigerde hem daarop haar vertrouwen, en zelfs zijn broeder en zijn vader traden op als zijne tegenstanders. Na de troonsbeklimming van Willem IV en na het uitbarsten der Fransche Revolutie werd het verlangen der liberale partij naar eene parlementshervorming gedurig sterker, zoodat Peel in November 1830 het bewind overliet aan de Whigs, in het Lagerhuis zich belastte met de leiding der oppositie en gedurende 18 maanden vruchteloos strijd voerde tegen de reformbill van het ministérie Grey. Toen Peel voorts in Februarij 1833 zitting nam in het door hervorming gewijzigde Parlement, zag hij de aloude aanhangers zijner partij tot op 1/4de versmolten. hij verzamelde deze overblijfselen om zich heen, wist in korten tijd een groot aantal Whigs aan zich te verbinden, en werd alzoo de stichter eener gematigd conservatieve partij, die der Peelieten, welke het midden hield tusschen de stijfheid der oude Tories en de bewegelijkheid der Whigs. In November 1834 werd Peel uit Italië geroepen, om met Wellington een nieuw kabinet te vormen. Peel belastte zich daarbij als eerste lord der schatkamer met het opperbewind, maar moest in weerwil van het tot stand komen van onderscheidene vrijzinnige wetten reeds in April 1835 aftreden, daar het Lagerhuis een door hem bestreden voorstel van Russell aannam. Op nieuw aanvaardde Melbourne de leiding van het bestuur en Peel die der oppositie in het Lagerhuis. Intusschen ondersteunde hij, volgens zijne belofte, alle gematigd vrijzinnige maatregelen der regéring.

In 1836 koos de universiteit te Glasgow hem tot rector, en in 1841 kwam onder Peel een nieuw ministérie tot stand, dat de leiders der Tories en de gematigde Whigs vereenigde en een merkwaardig tijdvak der nieuwste geschiedenis vormt. Het behaalde de overwinning in de kwestie der graanwetten en voerde eene inkomstenbelasting in. Met groote omzigtigheid was Peel daarop werkzaam aan de verlaging der beschermende regten. In 1846 bragt hij drie wetsontwerpen ter tafel, — één tot volkomen opheffing der graanwetten na verloop van 3 jaren, — één tot verlaging van het tarief van inkomende regten, — en één tot beveiliging van personen en goederen in Ierland. De eerste twee ontwerpen werden aangenomen , maar het derde bezweek voor eene coalitie van minderheden, zoodat Peel den 29sten Junij aftrad. Nu werd hij de leider eener middenpartij, die digter bij de Whigs stond dan bij de Tories. Vooral ondersteunde hij de regering in 1847 en 1848 door de beginselen van den vrijen handel met kracht te verdedigen.

Hij overleed den 2den Julij 1850 aan de gevolgen van een val met zijn paard. Ongetwijfeld is Peel een der merkwaardigste mannen uit de nieuwste geschiedenis van Groot-Brittanje, en zijne staatkundige loopbaan vertegenwoordigt de omwenteling in gevoelens, die er in den tijd van 50 jaren heeft plaats gegrepen. Hij was bovenal een practisch man en verbond met eene ongemeene geschiktheid voor het beheer van zaken eene eenvoudige, maar overtuigende welsprekendheid. Zijne vaderlandsliefde geeft ons den sleutel tot de veranderingen, welke wij in zijn openbaar leven opmerken. Zelfs zijne hevigste vijanden hebben zijne eerlijkheid en goede trouw erkend, en vóór korten tijd is zijn standbeeld verrezen op het Parliamentsquare te Londen. Zijne „Gedenkschriften” en eene keurlezing uit zijne brieven (1856—1857, 2dln) zijn door Stanhope in het licht gezonden.

Jonathan Peel, een Engelsch krijgs- en staatsman en een broeder van den voorgaande. Hij werd geboren den 12den October 1792, trad in dienst, zag zich allengs bevorderd tot den rang van luitenant-kolonel, werd in 1826 lid van het Lagerhuis, was tijdens het tweede ministérie van zijn broeder inspecteur-generaal van het leger, in 1855 en 1856 met den rang van generaal-majoor lid der commissie, welke de misbruiken moest onderzoeken, b|j den Krim-oorlog aan den dag gekomen, en in 1858—1859 staatssecretaris van Oorlog in het ministérie Derby. Na het aftreden van laatstgenoemde werd hij luitenant-generaal, en toen in 1866 de conservatieven weder aan het bewind kwamen, belastte hij zich nogmaals met de portefeuille van Oorlog, doch nam in Maart 1867 zijn ontslag.

Sir Robert Peel, een Britsch staatsman en een zoon van den voorlaatste. Hij werd geboren te Londen den 4den Mei 1822, betrad de diplomatieke loopbaan, werd attaché bij het Engelsch gezantschap te Madrid, in 1846 secretaris van legatie in Zwitserland, in 1850 lid van het Lagerhuis, waar hij zich bij de vrienden van Derby voegde, en bekleedde in 1855—1857 in het ministérie Palmerston de betrekking van lord der Admiraliteit. In 1857 werd hij wegens eene redevoering, die hij voor zijne kiezers gehouden had, door Palmerston ontslagen, en na dien tijd liet hij geene gelegenheid voorbijgaan om zich op dien staatsman te wreken. Niettemin aanvaardde hij in 1861, toen Palmerston een nieuw ministérie vormde, het hem aangeboden ambt van oppersecretaris voor de zaken van Ierland, doch legde in November 1865 die betrekking neder. Intusschen behoort hij nog altijd, inzonderheid omtrent Iersche aangelegenheden, tot de invloedrijkste leden van het Parlement.

Frederick Peel, een Britsch staatsman en een broeder van den voorgaande. Hij werd geboren te Londen den 26sten October 1823, studeerde in de regten, werd lid van het Lagerhuis, was van November 1861 tot Februarij 1855 onderstaatssecretaris voor Koloniën, voorts tot 1857 voor Oorlog, en van 1860—1865 één der secretarissen van Financiën.

William Peel, een verdienstelijk Britsch zeeman en een broeder van de beide voorgaanden. Hij werd geboren den 2den November 1824, nam in 1838 dienst bij de Marine, woonde het bombardement van Acre bij, toefde daarna in de Chinésche wateren, aan de Kaap de Goede Hoop en in den Indischen Oceaan, volbragt in 1849 eene reis naar Egypte, voerde toen bevel over een eskader in West-Indië en aan de kust van Noord-Amerika, was bij den aanvang van den Krim-oorlog als kommandant van het fregat „Diamond” in de Zwarte Zee, alsmede bij de matrozen-brigade vóór Sebastópol en werd bij het bestormen van deze vesting zwaar gewond. In 1857 werd hij naar China gezonden, doch kort daarna teruggeroepen naar Indië, om lord Elgin te ondersteunen bij het dempen van den opstand der Sepoys. In Maart 1858 werd hij bij Lucknau zwaar gewond, en overleed op den 27sten April daaraanvolgende. Hij schreef: „A ride through the Nubian desert (1852)”.

< >