Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Pareau

betekenis & definitie

Pareau. Onder dezen naam vermelden wij :

Jean Henri Pareau, een uitstekend beoefenaar der Oostersche talen. Hij werd geboren te Amsterdam den 13den Mei 1761, studeerde aldaar en later nog te Leiden, werd vervolgens Waalsch predikant en hoogleeraar in de Oostersche talen te Deventer (1789), toen Waalsch predikant te Middelburg (1797), daarna weder hoogleeraar te Deventer (1799), later te Harderwijk (1804—1810) en eindelijk te Utrecht (1812), waar hij den lsten Februarij 1833 overleed. Behalve académische redevoeringen schreef' hij: „Threni Jeremiae, philologice et critice illustrati (1790)”, — „Commentatio Iobaea (1807)”, — „Disputatio de mythica codicis sacri interpretatione (1824)”, — „Institutio interpretis V. T. (1822)”, — en „Antiquitates Hebraicae (1817 en later)”.

Anton Henri Pareau, den jongsten zoon van den voorgaande. hij werd geboren te Harderwijk den 20sten Julij 1805, bezocht de Latijnsche School en daarna de académie te Utrecht, zag als student zijn proefschrift: „Grammatische en kritische verklaring van Davids klaagzang op Saul en Jonathan enz” met goud bekroond, schreef een specimen, getiteld: „Corani placita de moribus regundis etc.”, nam in 1830 als vrijwillig jager deel aan den Tiendaagschen Veldtogt, werd in 1833 proponent, — voorts achtervolgens predikant te Zuilen, Monnikendam en Assen, gaf een werk in het licht. getiteld: „De oude Kerk te Assen (1850)”, schreef in 1849:

„Een woord en bede omtrent de formulieren van eenigheid der Hervormde Kerk”, en in 1855: „Over den Doop”, en overleed den 5den November 1859.

Lodewijk Gerlach Pareau, een broeder van den voorgaande en een verdienstelijk Nederlandsch godgeleerde. Hij werd geboren te Deventer den 10den Augustus 1800, studeerde te Utrecht in de godgeleerdheid, beantwoordde met goed gevolg meer dan ééne académische prijsvraag, promoveerde in 1820 en zag zich op denzelfden dag eershalve benoemd tot doctor in de letteren. Hij was achtervolgens predikant te Nederlangbroek en te Voorburg, en werd in 1831 hoogleeraar te Groningen, waar hij den 25sten October 1866 overleed. Behalve eenige Latijnsche redevoeringen, zijne „Initia institutionis christianae moralis (1842)” en zijne „Hermeneutica codicis sacri (1845)” leverde hij een aantal belangrijke opstellen in het tijdschrift: „Waarheid en Liefde”.

< >