Paradijs, afkomstig van het Perzische woord pardes (park, gaard), is volgens den Bijbel de naam van de verblijfplaats der eerste menschen, vóórdat zij gezondigd hadden.
Zij heet in het Hebreeuwsch Eden (genot, geluk) en lag aan eene rivier, welke zich in 4 armen verdeelde, namelijk de Pison, de Gihon, de Chiddekel en de Phrat. Laatstgenoemde 2 namen zijn ongetwijfeld die van de Tigris en de Eufraat. Naar gelang van de beteekenis, welke men aan de beide eerste namen hecht, plaatst men het paradijs op de hoogvlakte van Arménië of in het noorden van Indië.
De Mohammedanen meenen, dat het Paradijs in de meer zuidelijke gewesten van de Eufraat gelegen was; althans bevindt zich volgens hunne sagen het graf van Adam bij de bouwvallen van Koefa aan die rivier (ejaleet Bagdad).