Oven (De) dient tot het bereiden van brood (zie onder Bakker), alsmede tot het bakken van steenen, van aardewerk, van plateel en van porselein. Zulk een oven bestaat gewoonlijk uit een enkel- of meervoudigen vuurhaard en uit eene bakruimte, bestemd voor de voorwerpen, welke men bakken wil. Men onderscheidt ze in liggende en staande ovens; de eerste zijn langwerpig en de laatste hoog, zoodat zij uit 2 of 3 boven elkander geplaatste bakruimten bestaan.
Metselsteenen worden ook wel zonder oven, in opgestapelde hoopen gebakken, waarin men gangen voor het vuur opengelaten heeft. Steenovens en ovens voor pottegoed behooren gewoonlijk tot de liggende, — die voor plateel, steengoed en porselein doorgaans tot de staande. Zie voorts onder Steenbakkerij.