Oran, de hoofdstad eener evenzoo genoemde provincie in Algérië, welke op 5260 geogr. mijl ruim ½ millioen inwoners telt, ligt op den achtergrond van de Baai van Oran, aan den mond van de kleine rivier El Rhi, zich uitstortende in de Middellandsche Zee, en is de zetel van een gouverneur, alsmede eene belangrijke vesting met vele militaire gebouwen en onderscheidene forten.
De eigenlijke haven van Oran is Mers-el-Kebir, omstreeks 8 Ned. mijl ten noorden van de stad. Deze laatste heeft een Europeesch voorkomen en is verdeeld in de Meerwijk, de Moorsche Stad en de Nieuwstad. Zij telt ruim 40.000 zielen. Vermoedelijk is zij eene Romeinsche kolonie en werd in de middeneeuwen eene aanzienlijke Moorsche stad. In 1509 maakten de Spanjaarden zich van haar meester, en behielden haar, toen al hunne andere bezittingen op de Afrikaansche kust verloren gingen. In 1708 werd zij door de Mooren belegerd en door honger tot de overgave gedwongen, doch in 1732 weder door de Spanjaarden ingenomen, die haar van uitgestrekte vestingwerken voorzagen.
Eene vreeselijke aardbeving herschiep in den nacht van den 9den October 1791 de stad schier in een puinhoop. Naauwelijks waren de bezetting en de inwoners in de stad teruggekeerd, toen Bey Mohammed van Maskara haar belegerde en in Maart 1792 bij verdrag innam. De Franschen, die haar in 1831 veroverden, herstelden de Spaansche vestingwerken en voegden er nieuwe bij. Later hadden in haren omtrek de gevechten plaats tusschen de Franschen en de Arabische stammen onder Abd-elKader.