Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Oost-Azië

betekenis & definitie

Oost-Azië is de gemeenschappelijke naam van de landen, welke aan de oostkust van Azië gelegen zijn, zooals Anam, China en de Russische kustgewesten, en van de Japansche eilanden, sedert deze voor den Européschen handel ontsloten en door stoombootlijnen met Europa en Amerika verbonden zijn. Men telt er 470 millioen inwoners. Op den weg derwaarts vindt men voorts Vóór-Indië met 240, Achter-Indië met 25 en de eilanden van den Oost-Indischen Archipel met 30 millioen inwoners. Deze landen bezitten langs uitgestrekte kusten talrijke havens en reeds onderscheidene spoorwegen en leveren vele voortbrengselen voor den wereldhandel, zooals graan (rijst), katoen, specerijen, thee en koffij.

De waarde van den buitenlandschen handel dier landen is verbazend groot. Reeds de oude Romeinen hadden handelsbetrekkingen met China, en in 166 na Chr. zond keizer Marcus Aurelius over zee een gezantschap derwaarts. Arabieren en Maleijers maakten ook later gebruik van die gelegenheid, totdat na de ontdekking van den waterweg rondom de Kaap de Goede Hoop (1497) de Mogendheden van westelijk Europa met elkander strijd begonnen te voeren om den handel in Oost-Azië. Tot dat oogmerk werden hier en daar handelscompagnieën opgerigt, terwijl de oeverstaten van Oost-Azië den toegang aan vreemdelingen zooveel mogelijk zochten te belemmeren. China bleef tot 1842 en Japan tot 1852, met uitzondering van enkele havens, voor hen gesloten. Tot 1813 was zelfs voor Engelsche schepen, zoo zij niet tot de Oost-Indische Compagnie behoorden, de handel op Oost-Indië verboden, en eerst in 1833 verviel het monopolie van die vereeniging.

Eene verbazende omwenteling met betrekking tot den handel op Oost-Azië kwam tot stand door het graven van het Suéz-kanaal. Daardoor werd de afstand van 13600 zeemijlen (ieder van 1,85 Ned. mijl) tot 7960 zeemijlen teruggebragt. Intusschen kan wegens de passaatwinden de Roode Zee slechts door stoombooten worden bevaren. Na de voltooijing van het Kanaal (11 November 1869) verlengde de Italiaansche stoombootmaatschappij Rubbattino hare lijnen tot Bombay; de Oostenrijksche Lloyd is desgelijks sedert Maart 1870 regelmatig met die stad verbonden, en de Italiaansche Lloyd, in 1874 ontworpen, nam het besluit, zijne togten uit te strekken tot China en Japan, in het vooruitzigt, dat na het openen van den St. Gotthard-spoorweg de Duitsche vrachtgoederen niet meer over Triëst, maar over Genua zullen verzonden worden. Het verkeer nam inmiddels zoo toe, dat de Rubbattino-maatschappij in 1876 hare stoombooten niet langer om de maand, maar om de 14 dagen deed varen. Ook in Frankrijk geeft de Compagnie des services maritimes des messageries maandelijks gelegenheid, om naar Oost-Azië te reizen. Amerika bleef niet achter; reeds in Januarij 1867 breidde de Pacific Mail Steamshipcompany te San Francisco hare dienst uit tot China en Japan, en naast haar verrees de Occidental and Oriental Steamshipcompany. De reis duurt van Brindisi tot Bombay 21 en van San Francisco naar Japan 22 dagen. De kosten van een reisbiljet zijn van Europa naar Bombay omstreeks 650 gulden, — van Point de Galle (Ceylon) naar Hongkong (China) 360 gulden en vandaar naar San Francisco 720 gulden. Oost-Azië is met Europa door een telegraafdraad over Perzië en een kabel door de Roode Zee verbonden, en eene tijding naar China kost 72 gulden. Eene depêche van Londen naar Calcutta wordt gemiddeld in 3 uur 18 minuten overgebragt. Weldra zal voorts de telegraafdraad den geheelen aardbol omspannen, want den 16den Augustus 1876 verordende de Senaat der Vereenigde Staten van NoordAmerika het spannen van een telegraafdraad ter lengte van bijna 9000 Ned. mijl van San Fransisco naar Jokohama (Japan). Daarenboven is door het algemeene postverdrag van 9 October 1874 gezorgd voor een goedkoop brievenvervoer naar Oost-Azië.

Volgens het verslag over 1875, bestemd voor de aandeelhouders in het Suézkanaal, volgde althans de helft der Oost-Aziatische waren dien nieuwen waterweg. Tevens bleek het, dat de zeilschepen de mededinging niet konden volhouden, zoodat het aantal stoombooten gestadig vermeerderde. Dit bleek vooral in Japan; in December 1875 stelde er de Mitsoe-Bisji-Sjokoewai 35 stoombooten van 26000 ton in dienst en onderhoudt, door de regéring ondersteund, een regelmatig verkeer met al de havens des rijks. In Duitschland, vooral te Hamburg, heeft men pogingen aangewend, om zich onafhankelijk te maken van Engeland en door eene regelmatige stoombootvaart betrekkingen met Oost-Azië aan te knoopen, terwijl ook Nederland niet achterbleef, maar door een geregeld stoombootverkeer de gemeenschap onderhoudt met zijne Oost-Aziatische bezittingen.

< >