Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Omloopstijd

betekenis & definitie

Omloopstijd noemt men in de sterrekunde den tijd, dien een hemelligchaam noodig heeft om zijn togt te volbrengen rondom een ander hemelligchaam, dat in een der brandpunten van zijne loopbaan is geplaatst. Tot tijdmaat gebruikt men jaren (van 365 dagen), dagen en uren met de onderdeelen van deze. Volgens de derde wet van Kepler (zie aldaar) staan in ons zonnestelsel de vierkanten van de omloopstijden der planeten tot elkander als de derdemagten harer afstanden van onze zon. Beide zijn standvastige gegevens, behoudens geringe storingen, door de aantrekking van de andere hemelligchamen veroorzaakt.

De lengte van het jaar, dat is van den omloopstijd der aarde, is onveranderlijk of veranderlijk naar gelang van het aangewezen punt, werwaarts het middelpunt der aarde moet terugkeeren. De siderische omloopstijd, namelijk die met betrekking tot de vaste sterren, is onveranderlijk. De omloopstijd met betrekking tot het lentepunt, de tropische geheeten, ondergaat eenige verandering wegens de verschuiving der nachteveningen. Bij de maan (zie aldaar) heeft men den synodischen omloopstijd, en men geeft dien naam ook wel aan den omloopstijd eener planeet, na welken deze in haren loopkring in verband tot dien der aarde zich weder op denzelfden afstand van de zon bevindt. Eindelijk spreekt men van een anomalistischen omloopstijd, namelijk het tijdperk van het eene perihelium of aphelium eener planeet tot het volgende. Ook deze verschilt van den siderischen wegens de gestadige verplaatsing van de lijn der apsiden (de groote as der loopbaan) bij de planeten.