Een Russisch eiland in de Oostzee, vóór den mond der Golf van Riga gelegen, door eene smalle straat van het eiland Mohn, door de zeeengte van Domesne van Koerland en door de Selostraat van het eiland Dagö gescheiden, heeft eene oppervlakte van 47 ½ geogr. mijl en vormt met Mohn, Abro, Runo en eenige andere kleine eilanden een arrondissement van de provincie Lijfland, maar bezit tevens een eigen bestuur meteen adellijken maarschalk aan het hoofd. Zijn bodem is effen en gedeeltelijk' met bosch begroeid; hij bestaat hoofdzakelijk uit leem en kalkaarde. Zijne kust is hoog en verrijst aan de noord- en westzijde met steile kalkwanden uit de zee. Het eiland wordt besproeid door eenige meren en een aantal kleine beken.
Het klimaat is er gezond en veel zachter dan op het naburige vasteland. Men verbouwt er verschillende soorten van granen, vlas, hennep enz. De paarden zijn er zeer klein, maar taai. De inwoners, ruim 50000 in aantal, behooren bijna allen tot den Esthnischen stam, en zelfs is hier en daar de nationale kleeding der Esthen bewaard gebleven. Men houdt er zich vooral bezig met landbouw, veeteelt en visscherij. De éénige stad op dit eiland is Arensburg.
