Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Oberlin

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

Jeremias Jacob Oberlin, een verdienstelijk oudheidkundige. Hij werd geboren te Straatsburg den 8sten Augustus 1735, studeerde er in de godgeleerdheid en vervolgens onder Schöpflin in de oudheidkunde, werd in 1755 hoogleeraar aan het gymnasium in zijne geboorteplaats, in 1763 privaatdocent, en in 1770 hoogleeraar aan de universiteit te Straatsburg en in 1782 tevens gymnasiarch.

Gedurende de Omwenteling maakte hij zich verdienstelijk door het beveiligen van onderscheidene kloosterbibliotheken en kostbare handschriften, welke door zijne zorg vereenigd werden met de stadsbibliotheek, die helaas! in 1870 door de vlammen is verwoest.

In 1803 opende hij met eene redevoering de pas gestichte Protestantsche académie van Straatsburg, zag zich tot lid van den stedelijken raad benoemd, en overleed den 10den October 1806. Van zijne geschriften vermelden wij: „Miscella litteraria Argentoratensia (1770)”,— „Museum Schoepflini (1775)”, — „Essai sur le patois lorrain etc. (1775)”, — „Almanach d’Alsace (1782—1790)”, — en „Essai d’annales de la vie de Jean Gutenberg etc. (1801; 2de druk, 1840)”.

Johann Friedrich Oberlin, een broeder van den voorgaande. Hij werd geboren te Straatsburg den 31sten Augustus 1740, studeerde aldaar in de theologie en werd vervolgens godsdienstleeraar te Waldersbach in het woeste Steinthal (in de Vogesen). Hij verbeterde er de boomgaarden, de weiden en de bouwlanden, ging bruggen en wegen aanleggen en deed er de nijverheid ontwaken, waarbij hij door zijn vriend Legrand te Basel krachtig werd ondersteund.

Hij is voorts de stichter der bewaarscholen; de eerste verrees in zijne gemeente. Toen Oberlin in het Steinthal kwam, woonden in de 5 dorpen zijner gemeente 80 tot 100 huisgezinnen, en in den aanvang der 19de eeuw telde men er 3000, thans 6000 zielen. Vooral was de edele Oberlin nuttig en weldadig werkzaam in de noodlottige jaren van misgewas, 1816 en 1817. Hij overleed te Waldersbach den 1sten Junij 1820, en zijne geschriften zijn in 1843 door Burkhardt in 4 deelen in het licht gegeven.