Niermeijer (Antonie), een verdienstelijk Nederlandsch godgeleerde, geboren te Vlaardingen den 2den September 1814, studeerde te Leiden, verkreeg er op een prijsantwoord eene loffelijke vermelding en werd beroepen tot predikant te ’s Heer Arendskerke en Baersdorp. Hier zette hij zijne studiën voort en zag zijne „Verhandeling over de echtheid van den Brief aan de Efeziërs” in 1846 en die „Over de Schriften, die aan Johannes worden toegekend” in 1849 door het Haagsch Genootschap met goud bekroond. In 1852 verwisselde hij zijne standplaats met Wemeldingen en zag zich in 1853 benoemd tot hoogleeraar te Leiden, waar zijne lessen over Bijbelsche uitlegkunde en practisehe theologie met belangstelling werden gevolgd.
Hij overleed reeds den 10den April 1855. Niermeijer was lid van onderscheidene geleerde genootschappen, en van zijne overige werken vermelden wij nog: „Proeve eener navolging van Salomo’s Hooglied (1837)”, — „Het booze wezen in het bijgeloof onzer natie (1840)”, — „Het hedendaagsche standpunt van de kritiek des N. T. (1849)”, — en onderscheidene opstellen en gedichten in tijdschriften en jaarboekjes. „Nagelaten leerredenen” van Niermeijer zijn door den hoogleeraar Kist in het licht gegeven.