Nicaragua, één der 5 republieken van Midden-Amerika, tusschen 10°30' en 15°N.B. en 83°11' en 87°40' W. L. van Greenwich gelegen, grenst in het noorden en noordoosten aan Honduras, in het oosten aan de Caraïbische Zee, in het zuiden aan Costarica, in het westen aan de Stille Zee en in het noordwesten aan de Fonseca-golf, waarachter San Salvador zich verheft. Het oostelijk gedeelte, van Kaap Gracias a Dios tot aan San Juian, vormt de Mosquitokust, op wier bezit de Britten vroeger regten wilden doen gelden. De oppervlakte van het geheele gebied is 2736 geogr. mijl, en men schat de bevolking op 250tot 300000 zielen, van welke een derde tot de Indianen behoort en een zesde tot de Mulatten en Negers, terwijl er slechts weinig Blanken zijn. Het land draagt 3 bergketens, die onderling en aan de kust der Stille Zee evenwijdig zijn, terwijl haar hoogste top zich tot eene hoogte van 1600 Ned. el verheft.
Tusschen de voornaamste bergketen en de heuvelreeks langs de Stille Zee vindt men het uitgestrekte dal der meren van Nicaragua en Managua, bestaande uit hoogvlakten en zacht-glooijende heuvels, afgewisseid met vuurspuwende bergen, van welke sommige zich als eilanden uit de meren verheffen. De hoogste dezer vulcanen is die van Momotomba, zich verheffend ter hobgte van 2100 Ned. el. Bij den ingang der golf van Fonseca verrijst uit eene andere bergketen de vulcaan van Cosiguina ter hoogte van 1160 Ned. el. De Mosquitokust is over het geheel effen en bezit onderscheidene lagunen. De rivieren van dezen Staat stroomen meerendeels naar den Atlantischen Oceaan, zooals de Wanx, de noordelijke, en de San Juan. de zuidelijke grensrivier. Naar de Stille Zee begeven zich de Estero Real en de Rio Negro, de grensrivier naar de zijde van Honduras. Van groot belang zijn inzonderheid de reeds genoemde meren, het Nicaragua- en Managuameer, welke door onderscheidene rivieren worden gevoed en door de Rio Panaloya met elkander verbonden zijn. De San Juan is de afvoerrivier van het Nicaraguameer. — Het klimaat is er zeer verschillend; het is aan de kust van den Atlantischen Oceaan vochtig en ongezond, maar op de hoogvlakte in het binnenland en ook aan de Stille Zee zeer frisch.
De regentijd duurt er van Junij tot in het midden van November, en het drooge saizoen van December tot Junij. De grond is er in het algemeen zeer vruchtbaar in tot het kweeken van tropische gewassen uitstekend geschikt. De flora van Nicaragua is eene der rijkste van Midden-Amerika, — vooral aan den zoom van den Atlantischen Oceaan. De kostbaarste houtsoorten, inzonderheid de magahonyboom, groeijen in het oostelijk gedeelte, terwijl men den kalebasboom, die den inboorlingen drinkgereedschap levert, in het westelijk gedeelte aantreft. Hooge kokospalmen omringen het meer van Nicaragua. Voorts heeft men er een overvloed van kostbare specerijen en geneeskrachtige planten. De dieren, welke in Nicaragua voorkomen, zijn zoodanige, als men in het algemeen in Centraai-Amerika aantreft; van de grootere roofdieren vermelden wij den jaguar en den puma, en van de vogels den Montezumavogel (Cassicus). Het land schijnt een overvloed van edele metalen te bezitten.
Er wordt goud gevonden in het landschap Chontales ten noordoosten van de Groote Meren, in de nabijheid van de stad Libertad, — zilver in het departement Segovia en in Matagalpa, — hier en daar koper, ijzer en lood, en in den jongsten tijd heeft men in Chontales ook steenkolen ontdekt. Intusschen drijft men er den mijnbouw op zeer eenvoudigen voet, zoodat er jaarlijks ter naauwernood voor eene waarde van 250000 dollars verkregen wordt. Ook de landbouw verkeert er in een kwijnenden toestand, hoewel de voortbrengselen er zich door hunne voortreffelijkheid onderscheiden. Het suikerriet is er sappiger dan het Aziatische, geeft jaarlijks 2 oogsten en behoeft slechts om de 12 of 14 jaar te worden vernieuwd. Ook het katoen, dat te voren jaarlijks 50000 balen opleverde, is er uitmuntend van hoedanigheid, en de cacao wordt slecht door die van Soconusco aan de kust van Mexico in deugd geëvenaard, terwijl de indigo er weinig te wenschen overlaat. Op de hoogvlakten verbouwt men Europésche granen, doch naauwelijks genoeg om in eigen behoeften te voorzien. Beter dan met den landbouw is het er gesteld met de veeteelt, vooral in het district Chontales en in het departement Matagalpa, waar men eigenaars aantreft van 10tot 15000 stuks vee. De koloniën en plantaadjes (haciëndas, ranchos, hattos, chacras) liggen overal verstrooid, tot zelfs in de bosschen toe, en de grootere plaatsen vindt men meestal in het warme, ongezonde gewest.
Sommige stammen van Indianen, vooral in en bij Masaya, vlechten bonte matten van riet, alsmede hoeden van palmvezels; ook vervaardigen zij hangmatten, drinkschalen uit de vruchten van den kalabassenboom, aardewerk enz. De handel is in Nicaragua van weinig belang; tot de uitvoerartikels behooren: suiker, koffij, katoen, huiden, gom, indigo en hout. De voornaamste havens zijn er die van Realejo (Corinto) en San Juan del Sur aan den Grooten Oceaan en San Juan del Norte (Greytown) aan den Atlantischen Oceaan. De volksontwikkeling is er nog zeer gering; voor het lager onderwijs is nagenoeg in het geheel niet gezorgd, en de beide universiteiten te Leon en Granada zijn zeer gebrekkig ingerigt. De R. Katholieke godsdienst is er als de heerschende erkend, doch ook andere kerkgenootschappen genieten er vrijheid van godsdienst. Volgens de grondwet van 19 Augustus 1858 staat er aan het hoofd der Republiek een president, voor den tijd van 4 jaren gekozen; voorts heeft men er een Wetgevend Ligchaam van 11 en een Senaat van 10 leden. Het Gemeenebest is in 5 provinciën of departementen verdeeld, en de geldmiddelen bevinden er zich in een betreurenswaardigen toestand. De hoofdstad is Managua, doch tot de grootere steden behooren Leon, Granada, Masaya, Nicaragua, Matagalpa en Rivas.
Nicaragua behoorde weleer tot Guatemala, rukte zich hiermede in 1821 los van Spanje en werd in 1823 één der vijf Vereenigde Staten van Centraal Amerika. Eerst in 1848 verkreeg men er eene grondwet en een wettig bestuur. Op den president don Ramirez volgde in Maart 1851 Pineda, en op dezen in Februarij 1853 generaal don Fruto Chamorro. Terwijl deze Staat tegen Costarica strijd voerde om het bezit der haven van San Juan, deed Engeland in naam van zijn bondgenoot, den Koning der Mosquitokust, aanspraken gelden op die belangrijke plaats, vanwaar men een kanaal door de Landengte zou delven, en den 1sten Januarij 1848 maakten de Engelschen, onder de hoede der oorlogsvaartuigen, zich meester van San Juan del Norte, hetwelk den naam van Greytown ontving. In 1851 kwam een Congrès van Afgevaardigden uit Honduras, Costarica en Nicaragua bijeen, om de grondslagen te leggen voor eene nieuwe regeling van het verbond dezer drie Staten, doch de aldaar gehouden beraadslagingen droegen geenerlei vrucht. Daarentegen werd den 7den Maart 1854 een of- en defensief verbond met Guatemala gesloten. Niet lang daarna verhief de democratische partij het hoofd onder den voormaligen minister Francisco Castelloa en den generaal Maxime Xerez, kwam in verzet tegen Chamorro, veroverde Leon en belegerde Granada, waar Chamorro zich versterkt had. Toen laatstgenoemde den 12den Maart 1855 overleed, kwam José Maria Estrada in zijne plaats, om den strijd tegen de belegeraars voort te zetten, terwijl Castellon den Noord-Amerikaanschen avonturier Walker te hulp riep.
Deze verscheen met eene kleine bende Duitschers en Amerikanen, veroverde Granada den 14den October en werd er door den Amerikaanschen gezant als gezaghebber erkend. Daartegen echter kwamen in December 1855 de regéringen van San Salvador, Honduras en Costarica in verzet, en den 9den Maart 1856 zond Costarica eene oorlogsverklaring aan Walker, hierin gevolgd door Guatemala, San Salvador en Honduras, alsmede door Patricio Bivas, door Walker voorloopig tot president benoemd. Walker echter had zich inmiddels tot president van Nicaragua doen kiezen; hij heerschte met willekeur en wreedheid, maar werd in 1857 ten val gebragt, waarna generaal Martinez de waardigheid van voorzitter verkreeg. Walker wendde pogingen aan, om zijn gezag in Nicaragua te herkrijgen; hij landde in December 1857 bij San Juan en in 1860 in Honduras, maar werd door generaal Alvarez gevangen genomen en op last der regéring van Honduras den 12den September doodgeschoten. In 1860 werd een verdrag met Engeland gesloten over den afstand van de Mosquitokust tegen een jaargeld van 5000 dollars, toegekend aan den Koning van dat gewest.
Eene nieuwe poging tot vereeniging van Guatemala, San Salvador, Honduras en Nicaragua, in 1861 beproefd, leed wederom schipbreuk. Nadat in 1863 Martinez (+ 12 Mei 1876) tot president herkozen was, werd hij in 1867 door Fernand Guzman en in 1871 door Cuadra opgevolgd. Het gewigtigste vraagstuk voor Nicaragua is het Kanaal tusschen de beide Oceanen; om daarvan het uitsluitend bezit te verkrijgen, wendt Nicaragua bij voortduring pogingen aan, om weer meester te worden van het gebied van Guanacasu, in 1825 aan Costarica afgestaan. Daarin is de oorzaak gelegen, dat Nicaragua in 1872 zijne medewerking onthield aan de onderhandelingen, door de andere 4 Republieken ter vereeniging gevoerd.
Het Meer van Nicaragua door de inboorlingen Cocibolco genaamd, is door vulcanische bergketens omgeven. Het ligt 33 Ned. mijl van den Stillen Oceaan, ter hoogte van 39 Ned. el boven den waterspiegel, is 185 Ned. mijl lang en 75 mijl breed, en heeft eene oppervlakte van 160 geogr. mgl. In dat meer liggen onderscheidene vruchtbare en grootendeels bewoonde eilanden van vulcanischen oorsprong, van welke Ometepe het merkwaardigst is. Dit meer is door de rivier Panaloya met dat van Managua verbonden en neemt onderscheidene rivieren van de omliggende bergen in zich op. Door middel van de rivier San Juan stort het zijne wateren uit in de Zee der Antillen.