Nevel is een van de vormen, waarin de waterdamp der lucht zich in dropvormig-vloeibaren staat hieruit afscheidt. Waterdamp is in den toestand, waarin hij zich in de lucht bevindt, bijna evenzoo doorzigtig als deze, maar wanneer hij zich in dropvormig-vloeibaren vorm daaruit afscheidt, vormt hij kleine waterblaasjes, die, in aanzienlijke hoeveelheden opgehoopt, de lucht min of meer ondoorzigtig maken. Deze laatste kan bij een bepaalden warmtegraad slechts eene bepaalde hoeveelheid waterdamp opnemen, en wel te grooter hoeveelheid naarmate de warmtegraad hooger is. Wordt de met waterdamp verzadigde lucht afgekoeld, dan keert een gedeelte van den waterdamp tot den toestand van vloeibaar water terug.
Men heeft hoofdzakelijk 2 soorten van nevelvorming, — vooreerst, wanneer vochtige, warme luchtstroomen over een kouderen bodem heenstrijken, zooals op den gematigden gordel des winters bij het heerschen van zuidelijke winden dikwijls geschiedt, — en in de tweede plaats wanneer de oppervlakte van een waterplas warmer is dan de luchtstoom, welke er over heen waait, daar het water alsdan meer waterdamp doet oprijzen, dan de daaraan grenzende lucht kan opnemen. Deze laatste nevelvorming ontwaart men vooral des avonds en des morgens boven rivieren, vijvers, moerassen, meren en vochtige weilanden. Daartoe behooren ook de bergnevels. Is de temperatuur van den luchtstroom lager dan het vriespunt, zoo kunnen er ijsnevels ontstaan, die bepaaldelijk in de poolzeeën worden waargenomen. Men heeft, gelijk van zelf spreekt, geen nevel in oorden, waar regen en dauw geheel en al ontbreken, zooals in de zandwoestijnen van Afrika en Azië.
