Neuhof (Theodor, baron von), koning van Corsica, geboren te Metz in 1681, was de zoon van een Westfaalschen edelman in Fransche dienst, werd page der hertogin van Orléans, trad eerst in Fransche, daarna in Zweedsche krijgsdienst, zag zich door graaf Görz met verschillende zendingen belast en vlugtte na diens val in 1718 naar Spanje, alwaar hij de toegenegenheid van Ripperda verwierf en met lady Sarsfield in het huwelijk trad. Door deel te nemen aan de zwendelarij van Law verloor hij zijn geheele vermogen en zwierf jaren lang als avonturier door Europa, totdat hij in 1732 resident werdt van keizer Karel VI te Florence. Hier kwam hij in kennis met onderscheidene Corsicanen en was in de gelegenheid, hun in den strijd tegen Genua belangrijke diensten te bewijzen. Zij verlangden, dat hij zich als Koning aan hun hoofd plaatsen en het eiland bevrijden zou.
Neuhof begaf zich daarop naar Constantinopel en verkreeg er den bijstand der Porte, zoodat de Bey van Tunis hem een schip, wapens, munitie, levensmiddelen en geld bezorgde. Daarmede landde hij den 13den Maart 1736 in Aleria op Corsica en werd er den 15den April als koning Theodoor I gekroond. Nadat hij echter in onderscheidene zeegevechten tegen de Genuézen weinig voorspoed ondervonden had, verliet hij in November 1736 zijn eiland, om ondersteuning te zoeken te Amsterdam. Wél werd hij hier aanvankelijk wegens vroegere schulden in hechtenis genomen, doch weldra bezorgden onderscheidene handelshuizen de gevraagde benoodigdheden, waarop hij in 1738 naar Corsica terugkeerde. De Franschen evenwel, die reeds vroeger op Corsica waren geland, om het aan de heerschappij der Genuézen te ontrukken, hadden er zoozeer de overmagt in handen, dat de Koning andermaal het eiland ontruimen moest.
Hij begaf zich naar Napels en keerde, nadat de Franschen in 1741 Corsica verlaten hadden, in 1743 met 2 Engelsche schepen derwaarts terug, maar moest onverrigter zake den steven wenden. Hoewel zijne aanhangers hem in 1744 op nieuw als Koning erkenden, kon hij toch het gezag tegen zijne vijanden en tegen de Genuézen niet handhaven. Nadat hij zich op verschillende plaatsen opgehouden had, begaf hij zich in 1749 naar Engeland, waar zijne leveranciers hem gijzelden, totdat in 1756 zijne schulden uit eene door den minister Walpole geopende inschrijving betaald waren. Hij overleed echter te Londen reeds op den 11den December van laatstgenoemd jaar.