Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Navel

betekenis & definitie

Navel (umbilicus). De dierlijke kiem bestaat in het eerste tijdperk harer ontwikkeling uit een schijfvormig ligchaam met een klein blaasje. Die schijf buigt hare randen naar binnen en vormt hierdoor den grondslag voor een hol ligchaam, hetwelk eindelijk door eene kleine opening met het blaasje verbonden is. Het gedeelte van het blaasje, in gemelde holte besloten, is het beginsel van het darmkanaal, terwijl het daarbuiten zich bevindende gedeelte den naam ontvangt van navelblaasje (vesicula umbilicalis.) Dit laatste, welks vloeistof tot voeding der vrucht dient, verkwijnt, en in zijne plaats ontwikkelt zich de navelstreng (funiculus umbilicalis).

Deze bestaat uit twee slagaderen en eene ader, welke den bloedsomloop tusschen de vrucht en de moederkoek onderhouden. Gemelde vaten zijn spiraalvormig dooreengeslingerd, door eene geleiachtige massa omgeven en in eene scheede van het schaapvlies (amnios) besloten. Deze streng is aanvankelijk zeer kort, maar bereikt eene aanzienlijke lengte en is vaak om den hals, een arm of een been der vrucht gewonden, zoodat zij eene moeijelijke verlossing veroorzaken en zelfs het leven der vrucht in gevaar brengen kan. Bij de geboorte wordt de navelstreng op natuurlijke of kunstmatige wijze van het ligchaam der vrucht gescheiden, en hierdoor ontstaat het bekende lidteeken op het midden van den buik. Hoewel bij het ademhalen van het kind de bloedsomloop eene andere rigting neemt, zoodat hij in de navelvaten tot stilstand komt, kan na het af binden van de navelstreng ontsteking en eene gevaarlijke bloeding ontstaan. Niet zelden is voorts bij kinderen op de zwakke plek, waar zich de navel bevindt, eene navelbreuk, welke echter gemakkelijk geneest. Eene navelbreuk bij volwassenenen daarentegen, ontstaan door sterke uitzetting van den buikwand, is in den regel ongeneeslijk.

< >