Narvaëz (Don Ramon Maria), hertog van Valencia en grande van de eerste klasse, een der voortreffelijkste generaals en staatslieden van Spanje, geboren den 4den Augustus 1795 te Loja in Andalusië, was de telg van een adellijken stam, trad in 1814 in dienst bij de Koninklijke garde, voegde zich na de omwenteling van 1820 bij de liberalen, werd onder Mina in Catalonië gewond, en kwam eerst na den dood van Ferdinand VII weder bij het leger. Hij onderscheidde zich in den burgeroorlog niet alleen in den geregelden strijd, maar ook in de guerillagevechten, vooral in 1836 bij de vervolging van den Carlistischen generaal Gomez. Reeds in 1836 werd hij brigadier, en in 1838 kapitein-generaal van Oud-Castilië en opperbevelhebber van een reserveleger. Tot aan 1840 stond hij aan de zijde van Espartéro, verwijderde zich toen met ongenoegen van dezen en voegde zich bij de door koningin Ckristina begunstigde camarilla, van welke hij gedurende 20 jaren een hoofdman en aanvoerder was.
Eene poging, door hem in 1841 aangewend, om Espartéro te doen vallen door het zuiden van Spanje in opstand te brengen, mislukte door de geestkracht van zijn tegenstander, zoodat hij de wijk moest nemen naar Frankrijk. Eerst in 1842, nadat hij te Valencia geland was, bereikte hij zijn doel en keerde terug naar Madrid. Nadat hij de partij der Progressisten, die hem bij het bestrijden van Espartéro hadden bijgestaan, ter zijde geschoven had, werd hij in Mei 1844 eerste minister en hertog van Valencia. Aan het hoofd der Moderados bevorderde hij nu de reactie. Intusschen werd hij den 10den Februarij 1846 tot aftreding gedwongen en als Spaansch gezant naar Parijs gezonden. Kort daarna keerde hij naar Madrid terug om er zich aan het hoofd te plaatsen van het ministérie van 4 October 1847. Koningin Christina onthield hem echter op nieuw haar vertrouwen, zoodat hij wederom zijne portefeuille moest nederleggen (10 Januarij 1851) en naar Frankrijk vertrekken. De tijden werden voor hem eerst weder gunstig, toen de invloed van Espartéro en van O'Donnell tegen het einde van het jaar 1856 vernietigd was.
Hij keerde toen (5 October 1856) terug naar Madrid en zorgde dat hem de zamenstelling van een nieuw Kabinet werd opgedragen, doch omstreeks een jaar daarna moest hij de portefeuille nederleggen. Eerst in September 1864 kwam hij wederom voor den tijd van een jaar aan het bewind. Bij den militairen opstand van Junij 1866 streed Narvaëz aan het hoofd der trouw gebleven troepen en zag zich daarna belast met de vorming van een nieuw ministérie. Al dadelijk trad hij als dictator met kracht op en gaf te kennen, dat hij met alle beschikbare middelen den revolutionairen geest in bedwang zou houden. Zelfs tegenover wettigen tegenstand nam hij zijne toevlugt tot willekeur en geweld. Zoodoende werd hij een ijverig dienaar der reactie en overleed te Madrid den 23sten April 1868.