Narses, veldheer van keizer Justinianus I, een gesnedene, klein van gestalte en zwak van ligchaam, maar schrander van geest en onbaatzuchtig van aard, kwam als krijgsgevangene in het Keizerlijk paleis, maar klom allengs op tot bestuurder van het archief, opperkamerheer, schatbewaarder en gunsteling des Keizers. Nadat hij zich reeds bij een oproer, alsmede in den Perzischen oorlog onderscheiden had, werd hij in 538 met 7000 man naar Italië gezonden, om Bélisarius tegen de Oost-Gothen te ondersteunen. Hij ontzette Ariminum, doch verliet met zijne troepen Belisarius, toen deze Urbino belegerde, veroverde Imola bij verrassing en maakte zich meester van een gedeelte der provincie Aemilia.
Toen door de verdeeldheid der veldheeren Milaan in handen der Bourgondiërs viel, werd Narses in 539 door den Keizer teruggeroepen, maar na den val van Bélisarius (552) op nieuw naar Italië gezonden, om weerstand te bieden aan Totilas, koning der Gothen. Hij versloeg dezen bij Tagina niet ver van Gubbio, veroverde Spoleto, Narni, Perugia en Rome, behaalde in 553 nogmaals eene zegepraal op de Gothen en een jaar daarna op de Alemannen en Franken, onderwierp het geheele schiereiland aan het gezag des Keizers en werd aldaar door dezen tot exarch of stadhouder benoemd. In 567 verloor hij deze betrekking en hij overleed kort daarna te Rome, nadat hij uit wraakzucht de Longobarden onder Alioin (568) naar Italië geroepen had.