Murawiew of Mourawiew, is de naam van een oud Russisch bojarengeslacht.
Van de leden vermelden wij:
Nikolai Nikolajewitsj Murawiew Karski, een verdienstelijk krijgsman. Hij werd geboren in 1793, trad in 1810 in dienst, streed in den Caucasus en werd in 1819 door generaal Jermolow belast met eene zending naar Khiwa, over welk land hij een belangrijk boek in het licht gaf. In den Perzischen oorlog klom hij op tot generaal-majoor, onderscheidde zich in 1828 bij Kars en Achalzych, in 1829 bij Kainly en Milli-Djoes en verkreeg in 1830 in den Poolschen veldtogt, het bevel over de Lithauwsche grenadierbrigade, waarmede hij de overwinning bij Kasimiersh besliste. Hierna zag hij zich bevorderd tot luitenant-generaal, voerde den 6den en 7den September 1831 bevel bij de verovering van Warschau en bemagtigde stormenderhand de verschansingen van Racoviec.
In 1832 vertrok hij als gevolmagtigde van Rusland naar Egypte, om Mehemed Ali tot het schorsen der vijandelijkheden te bewegen, voerde bevel over de Russische troepen, die aan den Bosporus landden, en werd in 1835 bevelhebber van het 5de korps infanterie. In 1838 nam hij zijn ontslag en trad eerst in 1848 weder in dienst. Hij werd toen lid van het militair comité en chef van het korps grenadiers en kwam in 1855 aan het hoofd der armee in den Caucasus. Daarmede veroverde hij Kars en bezorgde alzoo aan Rusland de gelegenheid om, in weerwil van het verlies van Sebastopol, aan de vredesvoorstellen gehoor te geven.
Murawiew werd daarop in den vorstenstand opgenomen en benoemd tot adjudant-generaal des Keizers, tot lid van den rijksraad en tot lid der commissie, belast met een onderzoek naar de misbruiken en bedriegerijen gedurende den Krim-oorlog. Na dien tijd bemoeide hij zich weinig met de openbare aangelegenheden, reisde in het zuiden van Europa, en overleed te Petersburg den 4den November 1866.
Andréi Nikolajewitsj Murawiew, een verdienstelijk reiziger en schrijver en een broeder van den voorgaande. Hij werd geboren te Moskou in 1796, reisde in 1830 in Syrië en Palaestina, vervolgens in Zuid-Rusland, den Caucasus en Armenië, en eindelijk in Italië en in den Levant, en overleed als staatsraad en Keizerlijk kamerheer den 30sten Augustus 1874. Van zijne talrijke geschriften vermelden wij: „Bedevaart naar de Heilige stad (1830)”, — „Tafereel van Groesië en Armenië (1848)”,— „Indrukken uit de Ukraine en Sebastópol (1859)”, — „Geschiedenis van Jerusalem (1844, 2 din)”, — en „Geschiedenis der Russische Kerk (3de druk, 1845)”.
Michaël Nikolajewitsj Murawiew, geboren in 1795. Hij onderscheidde zich reeds vroeg als wiskundige, werd gouverneur van Grodno, daarna van Koersk, in 1842 hoofddirecteur van het korps landmeters, in 1850 lid van den rijksraad, zag zich gekozen tot vicepresident van het Russisch Aardrijkskundig Genootschap en bevorderde met kracht eene wetenschappelijke expeditie naar Siberië. Bij het krooningsfeest (7 September 1856) benoemde Alexander I hem tot generaal der infanterie en in 1857 tot minister der rijksdomeinen en voorzitter van den raad van bestuur der kerkelijke goederen. In die betrekking poogde hij den landbouw op te beuren en stichtte de landbouwacadémie te Petrowsk bij Moskou. Hij was echter een tegenstander van de opheffing der lijfeigenschap.
In 1861 en 1862 liet hij wegens afnemende populariteit zijne betrekkingen varen. Toen echter de Poolsche opstand snelle vorderingen maakte, achtte de Keizer juist dezen man geschikt om dien te dempen, verleende hem eene buitengewone volmagt en zond hem in 1863 als gouverneurgeneraal naar Wilna. Hier legde hij zulk eene hardvochtigheid en wreedheid aan den dag — hij deed edelen en priesters door beulshanden ombrengen —, dat zijn naam gevloekt werd in geheel beschaafd Europa.
Hij dempte echter den opstand, en de Keizer schonk hem de Andréas-orde en den titel van graaf. Hij was vervolgens voorzitter der commissie, belast met het onderzoek der zaak van Karakasow, die den 16den April 1866 een aanslag beproefd had op het leven des Keizers. Murawiew overleed den 11den September van dat jaar.
Nikolai Nikolajewitsj, graaf Murawiew Amoerskij, geboren te Petersburg in 1810. Hij wijdde zich aan de krijgsdienst en bekleedde in 1836-1840 de betrekking van generaal-majoor en burgerlijk gouverneur van Koersk, tot 1847 van Grodno en tot 1848 van Toela, vanwaar hij in dat jaar als gouverneur naar Oost-Siberië gezonden werd. Hij vestigde er aanstonds de aandacht op de vruchtbare, mild besproeide vlakten tusschen de Amoer en de Jablonnoïketen, stichtte in 1850 bij den mond der Amoer het fort Nikolajewsk, onderzocht de oevers van die rivier en deed er onderscheidene Russische volkplantingen verrijzen. China stond gereed om een magtig leger derwaarts te zenden, toen het ook in oorlog geraakte met Engeland, zoodat het besluiten moest bij het Verdrag van Aigoen van 28 Mei 1858 het geheele Amoer-gebied aan Rusland af te staan.
Murawiew ontving tot belooning voor zijn ijver den titel van Amoerskij. In 1859 was hij aanvoerder van eene expeditie naar Japan, bedong er gunstige voorwaarden en nam het eiland Sachalin, vóór den mond der Amoer, bij verdrag in bezit. Daarenboven deed hij veel om den vooruitgang der nieuwe gewesten te bevorderen. In 1861 legde hij zijne betrekking neder en werd lid van den rijksraad.