Montez (Lola), eene beruchte danseres, geboren in 1820 te Montrose in Schotland, was de onwettige dochter van een Schotsch officier en van eene Creoolsche. Zij werd opgevoed op eene kostschool te Bath en trouwde in 1837 met den luitenant James, dien zij in 1838 naar Oost-Indië volgde. Doch reeds in het najaar van 1840 verliet zij haren echtgenoot en keerde naar Europa terug. Hierop leidde zij in verschillende steden van Engeland een avontuurlijk leven, verwisselde te Parijs haren naam met dien van Lola of Dolores Montez en doorreisde daarna als Spaansche danseres een groot gedeelte van Europa.
Hare verwikkelingen met de Duitsche en Russische policie en de talrijke tweegevechten, waartoe zij aanleiding gaf, verschaften haar eene zekere vermaardheid; ten laatste evenwel werd zij nagenoeg nergens meer geduld. In 1846 echter wist zij te München, waar zij als danseres optrad, de gunst te winnen van koning Lodewijk I. Hier ergerde zij door haar overmoedig en losbandig gedrag de bevolking, en toen het UItramontaansche ministérie Abel weigerachtig was, haar het burgerregt te verleenen, bewoog zij den Koning om dat kabinet te ontslaan en poogde aan het hoofd der studentenvereeniging „Alemannia” den Vorst en zijne ambtenaren schrik aan te jagen. Met toestemming van het nieuwe ministérie OettingenWallerstein ontving zij nu het burgerregt in Beijeren en den titel van gravin van Landsfeld. Toen echter in Februarij 1848 door Lola veroorzaakte botsingen onder de studenten aanleiding gaven tot het sluiten der universiteit, ontstond er zulk eene gisting onder het volk, dat de Koning zich genoodzaakt zag, de gravin te verwijderen, en nadat Lodewijk de kroon had nedergelegd, verloor zij het burgerregt. Na velerlei omdolingen begaf zij zich nu naar Londen, waar zij in 1849 in het huwelijk trad met Heald, luitenant der garde; doch in 1850 gaf zij hem in Spanje zijn afscheid. In 1852 ging zij naar Amerika, betrad ook daar weder als danseres het tooneel, gaf „Mémoires” in het licht en vervulde rollen in door haar vervaardigde stukken, aan hare eigene lotgevallen in Beijeren ontleend, waarin zij optrad als degene, die gemeld land bevrijd had van het juk der Ultramontanen. In den zomer van 1856 vertrok zij naar Californië, huwde hier nog tweemaal, namelijk eerst met een dagbladredacteur, en daarna met een Duitschen geneesheer, hield na den dood van dezen voorlezingen te New-York, ging in 1855 naar Australië, was in 1856—1858 weder in de Vereenigde Staten, in 1859 te Londen, en in den aanvang van 1860 te New-York, waar zij den 30sten Juij 1861 in armoede overleed.