Mithra, in overouden tijd, vóór de invoering van de dienst van Ormuzd, waarschijnlijk de oppergod der Iraniërs (Perzen), is, evenals Mithra bij de Indiërs, een zonnegod of een god des lichts. De Indische Mithra wordt in de Veda’s gewoonlijk met den god des Hemels Waroena (den Griekschen Uranus) aangeroepen. Tot den Iranischen Mithra is één van de schoonste en langste offergebeden der Zend Avesta gerigt, namelijk de „Mihiryasjt”, waarin hij ten deele wordt voorgesteld als eene natuurgodheid, welke haren zetel heeft op den Hara Berezaiti (Hoogen Berg) in het oosten en vandaar dagelijks aan de menschen haren lichtglans verleent, en ten deele een zinnebeeld schijnt te wezen. Evenals de alziende zon, zoo is Mithra alwetend; hij is de beschermer der waarheid in gedachten, woorden en werken, vooral ook der overeenkomsten of verdragen, welke evenals hij, „mithra” heeten.
Als een geweldig strijder tegen de magten der duisternis, rijdt hij rond op zijn met witte paarden bespannen zonnewagen en verleent aan de regtvaardigen de zegepraal op de boozen. Uit Oost-Iran verspreidde zich de dienst van Mithra tijdens de Perzische heerschappij door geheel Vóór-Azië en sedert het jaar 70 vóór Chr. ook over het westen, waar men hem vereenzelvigde met den zonnegod. Hij wordt voorgesteld, bijv. op antieke relièfs in het Louvre te Parijs en te Carlsruhe, als een jongeling met eene Phrygische muts, knielend op een ter aarde geworpen rund, dat hij een dolk in den hals wringt. De Mithra-mystériën (Coracia) werden door de Romeinen ten tijde van de najaarsnachtevening in grotten gevierd, waarin zinnebeelden waren geplaatst, die sterregroepen, planeten, de teekens van den dierenriem, den weg der ziel door de zon en de planeten enz. beteekenden. De plegtigheden bij die inwijding waren desgelijks zinnebeeldige voorstellingen van den strijd der Mithradienaars tegen Ahriman, de geest der duisternis, en zijne dienaren; zij bestonden alzoo in eene reeks van beproevingen, die gestadig ernstiger en eindelijk levensgevaarlijk werden. Volgens het aantal planeten had men zeven graden, en elke graad had zijne eigene leerstellingen en gebruiken. Aanvankelijk heerschten bij het vieren van deze mystériën vrolijkheid en levenslust, doch later ernst en kastijding. In de Arménische Kerk zijn nog eenige gebruiken van de Mithradienst bewaard gebleven.