Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Militaire Grenzen

betekenis & definitie

Militaire Grenzen is de naam van eene lange, smalle strook lands, waardoor de Oostenrijksch-Hongaarsche Monarchie van Turkije gescheiden wordt. Die strook, in 1849 tot een kroonland verheven, bezit hare eigene militaire en administratieve inrigting en telt op 609 geogr. mijl ruim 1200000 inwoners. Dit gewest werd, om aan Oostenrijk veiligheid te verschaffen tegen de Turken, op een militairen voet ingerigt en verdeeld in het Croatisch-Slawonisch en in het Serbisch Banaat (de Hongaarsche Militaire Grenzen). Dit laatste is den 1sten November 1872 ingelijfd in het koningrijk Hongarije en het eerste in het koningrijk Croatië-Slavonië, doch men heeft nog altijd een grensdistrict behouden van 381 geogr. mijl met bijna 700000 inwoners.

Het westelijk gedeelte daarvan is eene rotsachtige bergstreek met toppen ter hoogte van 1500 tot ruim 1700 Ned. el, terwijl zich in het oostelijk gedeelte, tot aan het vereenigingspunt van de Unna en de Save, kleine bergketens verheffen ter hoogte van 700 Ned. el. Ten westen strekken deze Militaire Grenzen zich uit tot aan de Adriatische Zee en ten oosten tot aan de Donau, die haar van Hongarije scheidt. Ten zuiden is de Unna en vooral de Save naar de zijde van Turkije en Servië hare grensrivier. Het klimaat is er in de bergstreek ruw, doch in de vlakten zacht; aan de zeekust doet dikwijls de bora hare kracht gevoelen. De inwoners zijn bijna allen Slawoniërs (98%), namelijk Croaten en Serben, ook zijn er eenige Slowaken. Voorts heeft men er Duitschers, Italianen, Albanézen, Magyaren en Zigeuners. Bijna de helft der bevolking belijdt de R. Katholieke en nagenoeg de andere helft de Grieksch Katholieke godsdienst. De voornaamste bron van bestaan is er de landbouw.

Men verbouwt er veel maïs, en er zijn uitgestrekte boomgaarden, die veel ooft opleveren, vooral pruimen. Ook de wijnbouw is er van belang, en er zijn uitgestrekte bosschen. Aan de veeteelt en aan de zijdeteelt wordt veel moeite besteed, alsmede aan de jagt en visscherij. De mijnontginning bezorgt er hoofdzakelijk ijzer-, lood- en kopererts, en men vindt er aanzienlijke steenkolenlagen. Daarentegen staat de fabrieknijverheid er op zeer lagen trap. Men heeft er koren- en houtzaagmolens, brandewijnstokerijen, pottebakkerijen, zijde- en wolspinnerijen.

Er wordt echter veel aan huis gewerkt. De handel bepaalt er zich vooral tot timmerhout, wijn, graan, zwijnen, gedroogde pruimen, huiden, wol, honig en bloedzuigers. De merkwaardigste koopsteden zijn Semlin, Brod en Oud-Gradisca. Met het onderwijs is het er treurig gesteld; van de schoolpligtige kinderen bezoekt slechts 38% de school, en ruim 82% der bevolking kan lezen noch schrijven. Intusschen heeft men er 2 gymnasia, eenige hoogere burgerscholen, eene godgeleerde school en eene onderwijzerskweekschool.

De Militaire Grenzen zijn aangelegd door Matthias Corvinus, koning van Hongarije, en bevolkt met uit Turkije gevlugte Bosniërs en Serben. Zij werden versterkt in de 16de eeuw onder Ferdinand I, toen de Oeskoken zich derwaarts begaven. Het aantal inwoners vermeerderde, zoodat na den Vrede van Karlowitz (1699) aldaar 3 generaalschappen ontstonden. Allengs dienden de Militaire Grenzen ter beveiliging tegen de Turken, de pest en den sluikhandel. In 1807 ontvingen de Militaire Grenzen eene grondwet.

Hare westelijke helft werd in 1809 aan Frankrijk toegevoegd, doch in 1814 kwam Oostenrijk weder in het bezit van het geheel. Dit werd verdeeld in 4 generaalschappen, omdat generaals er het opperbevel in handen hadden, namelijk in het Croatische, Slawonische, Hongaarsche en Siebenbürgsche. In 1848 werden de Militaire Grenzen eerst onder het Hongaarsch ministérie gesteld, doch weldra hielpen de inwoners aldaar den Hongaarschen opstand dempen, weshalve de Militaire Grenzen in 1849 in een afzonderlijk Kroonland werden herschapen en in 1850 eene nieuwe grondwet met onderscheidene voorregten verkregen. Later evenwel zijn zij, zooals boven reeds vermeld is, bij naburige koningrijken ingelijfd, en den 15den Augustus 1873 door de invoering der militiewet met andere Staten der Oostenrijksch-Hongaarsche Monarchie gelijk gesteld.

< >