Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Mignet

betekenis & definitie

François Auguste Alexis Mignet, een verdienstelijk Fransch geschiedschrijver, geboren den 8sten Mei 1796 te Aix in Provence, studeerde in zijne geboortestad in de regten en kwam er in vriendschappelijke betrekking met zijn tijdgenoot Thiers. Beiden promoveerden in de regten in 1818, maar gevoelden zich meer aangetrokken door de letterkunde dan door de regtsgeleerde practijk. De bijval, waarmede zijne verhandeling: „De la féodalité, des institutions de Saint-Louis et de la législation de ce prince (1822)” ontvangen werd, zoodat hij met Beugnot den daarvoor uitgeloofden prijs der Académie des Inscriptions deelde, bragten hem tot het besluit, om zich aan de beoefening der letteren te wijden. Hij begaf zich naar Parijs, werd er medewerker aan den „Courrier Français” en hield tevens aan het Athénée druk bezochte voorlezingen over nieuwere geschiedenis.

In 1824 verscheen zijne: „Histoire de la révolution française (2 dln; 10de druk 1868)”, die bij herhaling gedrukt en in de meeste Europésche talen overgebragt is. Dit werk bevat geene uitvoerige schildering der Revolutie, maar eene zakelijke schets, waarin de feiten zoodanig gerangschikt zijn, dat men de noodzakelijkheid van den loop dier omwenteling doorziet. Hoewel de Julij-omwenteling van 1830 een bewind aan het roer bragt, waarvoor hij sympathie gevoelde, wees hij alle regtstreeksche bemoeijingen met staatsaangelegenheden van de hand en vergenoegde zich met den titel van staatsraad en van archivaris bij het departement van Buitenlandsche Zaken. In 1832 werd hij lid van de Académie des sciences morales et politiques en in 1836 van de Fransche Académie. Reeds in 1837 was hij vaste secretaris van eerstgemelde afdeeling van het Instituut en hield in die betrekking de gebruikelijke lofredenen (éloges), die hem grooten roem bezorgden en onder den titel: „Notices et mémoires historiques (1843, 2 dln)” vereenigd zijn. De omwenteling van 1848 beroofde hem van gemelde betrekkingen, en hij leefde na dien tijd ambteloos in vertrouwelijk verkeer met zijne vrienden. Van zijne geschriften vermelden wij nog: „Antonio Perez et Philippe II (1845)”, — „Histoire de Marie Stuart (1851, 2 dln)”, — en „Charles-Quint, son abdication, son séjour et sa mort au monastère de Yuste (1854; 3de druk 1858)”. Zijne werken onderscheiden zich zoowel door een bondigen inhoud als door een keurigen stijl.

< >