Midhat-pasja, een verdienstelijk Turkseh staatsman, geboren te Constantinopel in 1822, is de zoon van een bemiddeld ambtenaar, zag zich reeds vroeg geplaatst bjj het ministérie op het bureau van correspondentie, werd in 1856 zegelbewaarder der kanselarij, daarna secretaris van den Hoogen Raad, legde zich van 1858—1860 te Parijs met ijver toe op de kennis van het Fransch en van de instellingen der Westersche rijken, werd na zjjn terugkeer gouverneur van Nisj, daarna van de Donau-provineie, in 1867 van Arabistan en onderscheidde zich aldaar door het invoeren van uitmuntende hervormingen. In de laatste jaren der regéring van Abd-oel-Asis was hij ook eenigen tjjd groot-visier, daarna minister van Justitie, droeg in 1867 aan het hoofd der softa’s niet weinig bij tot den val van genoemden Vorst en verkreeg onder Moerad V als voorzitter van den Hoogen Raad, minister van Binnenlandsche Zaken en grootvisier een aanmerkelijken invloed, dien hjj desgelijks behield onder Abd-oel-Samed II. Zijn opzienbarend plan, om aan het Turksche Rijk eene constitutie te schenken, waarvan hjj het ontwerp den lsten Junij 1876 openbaar maakte, werd door een oorlog met Servië vertraagd, maar toch den 23sten December daaraanvolgende ten uitvoer gebragt, om de eischen van de Europésche conferentie volgens zyn wenseh met kracht te kunnen afwijzen.
Hjj behaalde dan ook op die conferentie, welke den 20sten Januarij 1877 onverrigter zaken uiteen ging, eene schitterende diplomatieke zegepraal, maar werd zelf den 5<Ln Februarp van dat jaar door eene paleis-intrigue plotselyk ten val gebragt en uit Turkije ver] bannen. Gedurig echter gaan in Constantino; pel stemmen op, die de herstelling vragen van dezen bekwamen staatsman in zjjnevroe! gere waardigheid.
