Micrometer is een toestel, geschikt tot het meten van kleine grootheden. Hij is gewoonlijk aangebragt bij verrekijkers en vergrootglazen. De micrometer werd uitgevonden omstreeks het jaar 1640 door Gascoigne. Deze bevestigde dunne draden in het brandpunt van een kijker.
Kwek te Berlijn bedacht in 1679 den schroefmicrometer, waarmede men de draden verplaatsen kan. Zulk een werktuig werd reeds in 1666 door de Fransche sterrekundigen Auzout en Picard gebruikt. Ook nu wordt de schroefmicrometer bij vergrootglazen gebezigd. De eenvoudigste astronomische micrometer is de blindéring of het diaphragma zelf, wanneer dit naauwkeurig vervaardigd | is 5 maar de beste is de cirkelmicrometer, bestaande nit een aan weerszijden cirkelvormig afgedraaiden ring, welke iets kleiner dan de blindéring van den kijker en daaraan door metalen plaatjes bevestigd of in een aldaar aanwezig glas ingesloten is.
Daarmede bepaalt men het verschil in regte klimming en declinatie van 2 sterren. Dechales en Zahn hebben micrometers vervaardigd, welke bestaan nit een traliewerk van zeer fijne lijnen, die door middel van een diamant op het glas gesneden zijn. Die lijnen hebben ; eene dikte van naauweiijks 1/200 ste Ned. streep en zijn van 1/10 de tot 1/20 ste Ned. streep van elkander verwijderd.
Men zal gemakkelijk inzien, dat eene schroef met zeer kleine windingen uitstekende diensten bewijst bij het meten van kleine grootheden. Immers wanneer zulk eene winding eene hoogte heeft van Ned. streep en men de schroef één graad (1/360ste) van den omtrek verschuift, dan bedraagt de voor- of achterwaartsche beweging slechts 1/1800ste van een Ned. streep. Daar men gemakkelijk deelen van graden verschuiven kan, laat de naauwkeurigheid van zulk eene meting niet veel te wenschen over.