Metsys (Quintin of Quintijn) of Matsys, een uitstekend Nederlandsch schilder, geboren, te Antwerpen (volgens anderen te Leuven) in 1450, werd eerst opgeleid tot smid, maar liet op zijn 20ste jaar het aanbeeld varen, om j zich toe te leggen op de schilderkunst. Tus schen 1490 en 1491 werd hij als meester ingeschreven in het St. Lucas-gild te Antwerpen. Men moet echter zijne kunst beschouwen in verband met den tijd, waarin hij leefde.
Men vindt bij hem geene edele voorstellingen, geen keurig coloriet, geene losse en schilderachtige draperieën, geene vrije, bevallige penseelsbehandeling, maar toch eene zekere natuurlijkheid en waarheid van voorstelling. Zijn meesterstuk, in het muséum te Antwerpen aanwezig, is een tripticon, waarvan het middenstuk de graflegging van Christus, de deur regts de onthoofding van Johannes de Dooper en de deur links den marteldood van Johannes de Evangelist voorstelt. De schilder ontving daarvoor 300 gulden, en later bood Elizabeth, koningin van Engeland, er te vergeefs 64000 gulden voor. Men vindt te Antwerpen nog eenige stukken van hem, — voorts te Leuven in de St. Pieterskerk eene: „Heilige Familie” en „De marteldood van St.
Erasmus”, — en in het museum te Windsor: „De twee vrekken”, allen van zijne hand. Er worden 69 schilderijen van hem vermeld. Ook was hij vermaard als smid, en eenige van zijne ijzerwerken zijn bewaard gebleven. Hij overleed in het laatst van 1530 of in het begin van 1531.
