Mesjed of Mesjhsd (Plaats der Martelaars), de hoofdstad der Perzische provincie Khorassan, ligt aan de Tedsjend ter hoogte van ruim 900 Ned. el boven de oppervlakte der zee in eene vlakke, mildbesproeide landstreek, aan den voet van den Biraloed-Koeh, telt 70000 inwoners en is de belangrijkste stad in het noord-oosten van Perzië, daar er zich onderscheidene karavaanwegen vereenigen, waarlangs 50tot 60000 vreemdelingen jaarlijks haar bezoeken. zij heeft uit de verte een goed voorkomen. Boven de muren, die althans 12000 Ned. el lang zijn, verheffen zich de vergulde koepels der moskeeën en de schoone minarets, welke het graf van den imam Riza, een leerling van Ali, omsluiten. Intusschen bestaat de helft der stad uit puinhoopen, tuinen, begraafplaatsen en akkers.
Mesjed is eene vermaarde bedevaartplaats en voor de Sjiieten even belangrijk als Mekka voor de Sunnieten. De merkwaardigste voortbrengselen der nijverheid zijn er metalen voorwerpen, inzonderheid degenklingen, voorts sieraden van goud en edelgesteenten, zijfluweel en fraaije tapijten.