Meran, de voormalige hoofdstad van het graafschap Tyrol en thans van een kanton (431/, geogr. mijl met 55000 inwoners), is eene zeer vermaarde badplaats. zij ligt in het Passerdal, niet ver van het Etschdal,aan den voet van den Küchelberg en bestaat eigenlijk uit slechts ééne straat, die zeer naauw is. Men heeft er een kantongeregt, een gymnasium, een instituut voor meisjes, sedert 1876 eene evangelische gemeente en ruim 4000 inwoners (1870). Voorts ziet men er een merkwaardigen burgt, in 1352 gebouwd, eene kerk uit de 14de eeuw met een der hoogste torens van Tyrol, en een muur, die de stad tegen overstroomingen van de Wilde Passer beveiligt.
Meran onderscheidt zich door een zacht klimaat, stilte van wind, helderheid van lucht, alsmede door talrijke inrigtingen ten behoeve van zieken. Het saizoen duurt van Junij tot September, en men telt er jaarlijks 5tot 6000 badgasten, en 6tot 9000 reizigers. Ook voor het gezellig genot der vreemdelingen is uitstekend gezorgd, en de omstreken verschaffen een grooten rijkdom van prachtige natuurtafereelen.
