Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Mekka

betekenis & definitie

Mekka, de heiligste stad der Mohammedanen , door de Arabieren Om-el-Kora (Moeder der steden) genaamd, de wieg der Mohammedaansche overlevering en de geboorteplaats van den Profeet, die zijnen aanhangers de verpligting oplegde, om althans eenmaal in hun leven deze stad te bezoeken, — voorts het geschiedkundig en godsdienstig middelpunt van het uitgestrekte gebied van den Islam, ligt in de Arabische provincie Hedsjas, 54 geogr. mijl ten zuiden van Medina, in een naauw, zandig, onvruchtbaar, door dorre zandvlakten en kale heuvels omgeven dal, waar eene regenbeek, Wadi-el-Tarafeyn, doorheenstroomt. Zij is slechts 1800 of, zoo men er eenige verstrooide woningen bijrekent, slechts 3500 schreden lang en wordt verdeeld in de boven- en benedenstad met 25 wijken, buiten welke de voorsteden zich in enge dalen uitstrekken. Men heeft er vrij regelmatige en breede, doch ongeplaveide straten, die in den regentijd geweldig morsig zijn. De huizen zijn van steen opgetrokken, 3 verdiepingen hoog en ook aan de straatzijde van talrijke vensters voorzien.

Er is slechts één plein, en aldaar verheft zich de hoofdmoskee met hare binnenpleinen en zuilengangen. Vruchteloos zoekt men er naar andere openbare gebouwen, naar bazars enz. Alle woningen zijn er ingerigt op de ontvangst van pelgrims, en in den tijd der bedevaarten vindt men er tallooze winkels en koffijhuizen. Alle waterbronnen bevatten er brak water, — zelfs dat der vermaarde bron Zemzem is ongezond, en het drinkwater komt er door eene waterleiding van Arafat, 7 of 8 uren gaans vandaar. Men heeft er eenige wachttorens nabij de stad, alsmede een klein kasteel, terwijl op eene hoogte aan de oostzijde eene ommuurde citadél zich verheft. Weleer waren er 100000, thans zijn er slechts 45000 inwoners, — weleer bragten talrijke karavanen uit alle deelen der Mohammedaansche wereld kostbare gaven naar de heilige stad, doch die mildheid is allengs verminderd.

Ook de handel is er, wegens de verminderde opkomst der pelgrims, op verre na niet van zooveel belang als te voren. De havenplaats van Mekka is het naburige Dsjidda aan de Roode Zee. Voorts bezat Mekka voorheen vermaarde scholen en onderscheidene inrigtingen van weldadigheid, doch dezen zijn allen in een kwijnenden toestand. Daar de inwoners er voornamelijk van de pelgrims leven, wordt de nijverheid verwaarloosd; alleen de vervaardiging van rozekransen bloeit er. Het middelpunt der stad en des Mohammedaanschen geloofs is er de groote moskee, de Beitoellah (Huis Gods) of El-Haram (de Onschendbare), welke geen Jood of Christen mag betreden, een oud gebouw met 19 poorten en 7 hooge minarets, hoewel het zich noch door schoonheid, noch door grootte boven andere tempels van het Oosten verheft. Het is door gedurige toevoegselen en herstellingen een gebouw zonder stijl geworden, alleen merkwaardig door de Kaaba (zie aldaar), welke zich op het binnenplein verheft.

Men vindt Mekka reeds bij Ptolemaeus onder den naam van Macoraba vermeld, doch de geschiedenis der stad neemt een aanvang met Mohammed. In dien tijd was zij in het bezit der Koreïsjieten, en zij werd vervolgens met haar gebied het erfdeel der nakomelingen van den Profeet. Hun hoofd regeerde onder den titel van groot-sjerif, en wist zich geruimen tijd staande te houden tegen de Khalifen. Later aanvaardden de Turksche sultans den titel van beschermer der heilige steden Mekka en Medina en benoemden een grootsjerif uit het midden der sjerifs. In 1803 werd Mekka door de Wahâbieten ingenomen en geplunderd, doch hunne heerschappij duurde slechts korten tijd. Later moest zij zich onderwerpen aan Mehemed-Ali, pasja van Egypte, en deze voerde den groot-sjerif als gevangene naar Caïro. In 1840 echter maakten de sjerifs gebruik van den ongunstigen toestand, waarin de Onderkoning van Egypte zich bevond, en rukten zich los van zijne heerschappij.