Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Mansfeld

betekenis & definitie

Mansfeld is de naam van een der oudste grafelijke geslachten van Duitschland en het ontleende dien aan een evenzoo genoemd kasteel in de tegenwoordige Pruissische provincie Saksen. Het verkreeg door het huwelijk der erfdochter van den laatsten graaf met Burkhard von Querfurt, burggraaf van Magdeburg, in de 13de eeuw een nieuwen stamvader. Zijne kleinzonen stichtten de lijnen Mansfeld en Querfurt.

Later ontstonden er nieuwe lijnen. De Protestantsche stierf uit in 1710 en de R. Katholieke, die in den Rijksvorstenstand was opgenomen, in 1780 met Joseph Wenzel, waarna de allodiale goederen van dezen, door het huwelijk zijner dochter, ten deel vielen aan het Huis Colloredo.

Van de merkwaardige mannen van het geslacht Mansfeld noemen wij: Hoyer, die zich verdienstelijk maakte jegens keizer Hendrik V en in 1115 in een gevecht sneuvelde; — Albrecht, die in de dagen der Hervorming de zijde van Luther koos en een van de voornaamste steunpilaren der Protestanten was;

— Vollrath, die in het gevecht van Moncontour door zijn terugtogt een gedeelte der ruiterij in veiligheid bragt en in 1578 overleed;

— Pieter Ernst, geboren in 1517, gehuwd met Margaretha van Brederode en later met Maria de Montmorency (weduwe van den graaf van Lalaing), een dapper krijgsman, die onder Karel V, Philips II en Philips III getrouw de Spanjaarden — vooral ten tijde van Alva — in de Nederlanden ondersteunde, in 1569 bij Moncontour de overwinning behaalde op de Franschen, na den dood van Requesens door de Brusselsche burgerij gevangen genomen en 5 maanden in hechtenis gehouden werd, maar zich na den dood van Parma tot tweemaal toe tot algemeen landvoogd der Nederlanden zag gekozen, na de komst van aartshertog Albert weêr het stadhouderschap van Luxemburg aanvaardde, versierd was met de Orde van het Gulden Vlies, en in 1604 overleed; — Karel, een zoon van den voorgaande en van Margaretha van Brederode (zuster van den vermaarden Hendrik), geboren in 1542 en aanvankelijk een tegenstander der gevoelens van zijn vader, zoodat hij toetrad tot het Verbond der Edelen, later echter een dienaar van Spanje, bevelhebber van Antwerpen en onder Parma een van de voornaamste legerhoofden, die zich onderscheidde by Gemblours, bij de verovering van Bouvignes, Eindhoven, Diest enz., bij den inval in den Bommelerwaard, bij de versterking van ’s Hertogenbosch, bij het belegeren van Grave, Megen, Batenburg enz., bij het stormenderhand innemen van Nuis, bij den welgelukten aanslag op Blankenburg, bij het bemagtigen van Sluis, Herpt, Heel, Hemert, Rees en Rijnberk, zoodat hij bij de afwezigheid van Parma opperbevelhebber werd der Spaansche krijgsmagt in Brabant, terwijl hij vervolgens streed in Frankrijk en in Hongarije, waar hij in 1594 te Comorn bezweek; hij is driemaal gehuwd geweest, — ook met Maria Christina van Egmond; — Ernst, een onwettige zoon van Pieter Ernst en geboren in 1585, die, in de R. Katholieke godsdienst opgevoed, aan den Koning van Spanje in de Nederlanden en aan den Keizer in Hongarije belangrijke diensten bewees, zoodat keizer Rudolf II hem wettig verklaarde. Daar men hem echter, in strijd met gedane beloften, de goederen zijns vaders in de Nederlanden niet wilde geven, voegde hij zich bij de Protestantsche Vorsten, omhelsde de Hervormde leer en werd een der gevaarlijkste vijanden van het Oostenrijksche Huis. Vooral zijn weerstand, vereenigd met dien van eenige kleine Rijksvorsten, was oorzaak, dat het voornemen van Oostenrijk, om geheel Duitschland aan zijn gezag te onderwerpen, schipbreuk leed. Hij snelde in 1618 de misnoegde Bohemers te hulp, bragt troepen derwaarts, streed geruimen tijd in Bohemen en aan de Rijn voor den gebanvloekten keurvorst Frederik van de Pfalz, verwoestte bij voorkeur de landen der geestelijke vorsten, werd meermalen geslagen, maar nooit geheel overwonnen, en wierf met Engelsch en Fransch geld in 1625 een leger, waarmede hij een inval wilde doen in de Oostenrijksche Erfstaten. Schoon hij den 25sten April 1626 bij Dresden door Wallenstein geslagen werd, zette hij niettemin zijn marsch naar Hongarije voort, om zich te vereenigen met Bethlen Gabor, vorst van Siebenbürgen. Als deze echter van voornemen veranderde, ontsloeg hij zijne troepen en vatte het plan op, om over Venetië naar Engeland te vertrekken, toen hij in een dorp nabij Zara ziek werd en den 20sten November 1626 overleed.

Hij was een der bekwaamste krijgsbevelhebbers van zijn tijd. Iedere nederlaag staafde zijn moed, en met de ongemeene schranderheid, welke hij bij onderhandelingen aan den dag legde, verbond hij eene wegslepende welsprekendheid. Hij voorzag in het onderhoud zijner troepen, naar de wijze van zijn tijd, door roof en plundering en werd dientengevolge de Duitsche Attila genoemd. Zelf echter was hij vrij van alle geldzucht. Hij verbeidde zijne laatste oogenblikken in volle wapenrusting en staande, ondersteund door twee zijner adjudanten.