Malibran (Maria Félicitas), eene der grootste zangeressen onzer eeuw, werd geboren te Partis den 24sten Maart 1808 en was de dochter van den vermaarden tenorzanger Manuel Garcia. Zij zag de jaren harer kindsheid te Parijs, Napels en Londen voorbijgaan, doch legde eerst op 15-jarigen leeftijd onder de leiding haars vaders zich toe op den zang. Zij betrad de eerste maal het tooneel te Londen in 1825 en begaf zich in datzelfde jaar naar New-York, waar haar vader zich belast had met het bestuur eener Italiaansche opera. Hier oogstte zij een uitbundigen bijval en trad er in 1826 in het huwelijk met den reeds bejaarden Franschen koopman Malibran.
De beide echtgenooten verlieten echter elkaâr reeds na verloop van een jaar, zonder evenwel wettig te scheiden. Zij keerde vervolgens terug naar Europa, trad te Parijs aanvankelijk slechts op in de salons, maar vond in 1828 een engagement bij de Italiaansche opera, welke zij tot in 1832 tot sieraad strekte, terwijl zij tevens van 1829 af jaarlijks eenigen tijd te Londen schitterde. Inmiddels had zij in 1830 eene betrekking aangeknoopt met den beroemden vioolspeler Charles de Bériot, en in den zomer van 1832 vertrok zij met dezen naar Brussel en voorts naar Italië, waar zij te Napels, Rome en Bologna door haar gezang eene onbeschrijfelijke geestdrift wekte. In het voorjaar van 1833 verbond zij zich voor 40 voorstellingen aan den schouwburg van Drurylane te Londen. Daarna begaf zij zich weder naar Italië, waar zij, met uitzondering van een uitstap naar Londen, tot in 1835 bleef en in de voornaamste schouwburgen met den meesten bijval werd begroet. Nadat eindelijk haar huwelijk met Malibran wettig ontbonden was, trad zij in 1836 in den echt met de Bériot, toefde een paar weken te Brussel en was weldra weder te Londen. Hier viel zij op een pleiziertogt van het paard en ontving kneuzingen aan het hoofd. Aanvankelijk scheen dit ongeval geene gevaarlijke gevolgen te hebben; zij vervulde toch hare verpligtingen te Londen en gaf vervolgens eenige concerten te Aken.
Tegen het einde van den zomer echter werd deze zoo levendige en levenslustige vrouw overvallen door neêrgedruktheid en zwaarmoedigheid , zoodat er werkelijk eene beleediging der hersenen had plaats gehad. Intusschen ging zij volgens hare belofte in September naar Manchester, om aldaar bij een muziekfeest werkzaam te wezen. Den eersten dag hield zij zich goed, maar den tweeden viel zij gedurende een duet in onmagt. Door eene zenuwkoorts aangetast, overleed zij den 23sten September 1836. Zij werd ter aarde besteld op het kerkhof te Laken bij Brussel, waar een prachtig gedenkteeken hare rustplaats aanwijst. Met haar verdween een bewonderenswaardig zangtalent. Hare stem had een verbazenden omvang, zoodat zij alle alt- en sopraanpartijen zingen kon, en hare geniale voordragt werd daarenboven ondersteund door hare persoonlijke bevalligheid en door hare gevoelvolle actie.