Luden

betekenis & definitie

Luden (Heinrich), een Duitsch geschiedschrijver, geboren den 10den April 1780 te Loxstedt in het hertogdom Bremen, studeerde te Göttingen in de theologie, geschiedenis en wijsbegeerte, en vestigde zich daarna op het land, toen te Berljjn en vervolgens te Göttingen, vanwaar hij in 1806 als buitengewoon hoogleeraar in de Philosophie naar Jena vertrok, hier in 1810 het gewoon hoogleeraarsambt verkreeg, en den 23*ten Mei 1847 overleed. Behalve verdienstelijke levensbeschrijvingen, bijv. van Thomasias, Hugo de Groot en sir William Temple, leverde hij: „Ansichten des Rheinbunds (1808; 24e druk 1809)”, — „Einige Worte über das Studium der Vaterländische Geschichte (1809; 24edruk 1828)”, — „Handbuch der Staatsweisheit oder Politik (1811)”, — „Allgemeine geschichte der Völker und Staaten des Alterthums (1814; 3do druk 1824)”, — „Nemesis, Zeitschrift für Politik und Geschichte (1814—1818,12 dln)”, — „Allgemeines Staatsverfassungsarchiv (1816,3 dln)”, — en vooral: „Die Geschichte des deutschen Volks (1825—1837, dl 1—12)”, slechts loopend tot 1237. Na zijn dood versehenen nog ^„Rückblicke in mein Leben (1847)”. — Zijn zoon Seinrieh Luden, geboren te Jena den 9den Maart 1810, is aldaar hoogleeraar in de regten en heeft zich desgelijks als schrijver bekend gemaakt. _