Lingga of Lingin is de naam van eene eilandengroep tusschen Sumatra en Bornéo, onder den evenaar gelegen, tot de residentie Riouw behoorende en hoofdzakelijk bestaande uit de eilanden Potong, Abang Besar en Abang Ketjil, Nopon, Mesana, Merodong, Timian, Boaja enz., van welke ieder wederom door een aantal kleinere eilanden omgeven is. Ook Saja en de Zeven-Eilanden-Groep worden er nog toe gerekend, alsmede het groote eiland Sebanka enz. Al die eilanden worden door talrijke straten gescheiden, van welke slechts weinige voor schepen bevaarbaar zijn.
Zij zijn meest alle heuvelachtig en middelmatig hoog. Het klimaat is er gunstig, hoewel er somtijds eene ondragelijke hitte heerscht.
Van deze groep draagt het grootste eiland desgelijks den naam van Lingga. Het heeft eene oppervlakte van nagenoeg 18 geogr. mijl, en de Piek van Lingga, op 0° 12' 30" Z. B. gelegen, heeft eene hoogte van 1200 Ned. el. De bodem is er boschrijk en men vindt er fraaije houtsoorten, — ook heeft men er goud en tin. Tusschen Lingga en het meer zuidelijk gelegene Saja verheft zich eene gevaarlijke bank, Allan Katan of Ilchester’s Droogte genaamd, en de zee is er in het algemeen ondiep. De reede van Lingga ligt tusschen de Zuidkust van het eiland en het eilandje Colombo. De voornaamste rivier van het eiland, de Soengei Dai, is over een afstand van 4 uren gaans bevaarbaar ; aan haren mond heeft men eene overdekte batterij van paalwerk. Het voornaamste voortbrengsel is er sago, — voorts heeft men er peper, gambir, vele boom- en aardvruchten, groenten, eetbare vogelnestjes, benevens een overvloed van visch en tripang.
Buffels worden er alleen tot voedsel aangefokt, paarden zijn er niet, en tot de wilde dieren behoort er eene groote soort van zwarte apen. Men heeft er eene Maleische bevolking van ongeveer 12000 zielen en 500 Chinézen. Vele inwoners varen ter zee, en men vindt onder hen ook bekwame scheepsbouwers. De invoer bestaat er uit rijst, olie, suiker, zout, tabak, thee, ijzerwerk, verfwaren, opium, was, papier, Chineesch porselein, zijde en lijnwaad. Over de Lingga-groep heerscht een Sultan, die zijn verblijf houdt te Dai of Koewala Dai, de hoofdplaats van het eiland Lingga. Voorheen maakten de inwoners er zich schuldig aan zeerooverij, doch door eene overeenkomst met het Nederlandsch gezag zijn de Sultans verpligt, om dat kwaad met kracht te keer te gaan. — Onderscheidene rivieren, bergen en dorpen op Java, Sumatra, Bornéo en Biliton dragen desgelijks den naam van Lingga.
