Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Lijk

betekenis & definitie

Lijk (cadaver) is de naam van een dood organismus, meer bepaald van een gestorven dier of mensch. Zoodra het leven is uitgebluscht, volgt de stofwisseling, aan den invloed van bloedsomloop, ademhaling enz. ontheven, eene geheel andere rigting. Infusoriën maken zich meester van de doode stof en er ontstaat verrotting. Bij dieren en menschen stolt het bloed, de spieren worden stijf, het nog vloeibaar gedeelte van het bloed daalt af naar de diepst gelegen plaatsen en kleurt de huid hier en daar roodachtig-blaauw.

Blijft een lijk nog langer liggen, dan beginnen er vloeistoffen uit te loopen, de huid zwelt op met blazen, de aanvankelijk zwakke lijkreuk wordt walgingwekkend en er ontstaat meer en meer een vreeselijk beeld van vernietiging. Het wegsijpelend vocht is niet alleen onaangenaam van reuk, maar ook hoogst gevaarlijk voor hem, die er een van huid ontbloot plekje mede in aanraking brengt. Er ontstaan aldaar dreigende ontstekingen, hardnekkige gezwellen of eene doodelijke bloedvergifting. De zelfstandigheid, die dat alles veroorzaakt en den naam draagt van lijkengif, is nog onbekend.

Eene lijk-opening (sectie) heeft gewoonlijk ten doel, den arts nauwkeurige inlichtingen te verschaffen omtrent de ziekte, waardoor de Iijder bezweken is. Zij kan daarenboven ophelderingen geven aangaande den gezondheidstoestand eener geheele familie, daar de aanleg tot vele ongesteldheden erfelijk is. Ook verhoedt men daardoor het gevaar van levend te worden begraven. Bij moord, vooral door vergif, heeft doorgaans eene geregtelijke lijkschouwing, dikwijls vergezeld van lijk-opening, plaats. Bij vergiftiging dienen de ingewanden scheikundig te worden onderzocht, om na te gaan, of daarin ook vergif aanwezig is, — en bij vermoeden van kindermoord moet de arts uitwijzen door een onderzoek der longen, of het kind na de geboorte geleefd heeft.

Op vele kerkhoven vindt men lijkenhuizen, namelijk gebouwen, waarin de lijken tot aan het oogenblik der begrafenis worden bewaard. Zij dienen eensdeels om het levend begraven te voorkomen, anderdeels om lijken van personen, die aan besmettelijke ziekten gestorven zijn, zoo spoedig mogelijk buiten den onmiddellijken kring der levenden te brengen, — en eindelijk tot gerief van hen, wier woning te bekrompen is om zonder gevaar voor de gezondheid der huisgenooten een lijk eenige dagen te bergen. In sommige groote steden heeft men voorts plaatsen, waar lijken van verongelukten, inzonderheid drenkelingen, worden nedergelegd, om aan hunne bloedverwanten gelegenheid te geven tot herkenning, bijv. in de Morgue te Parijs.

Eindelijk heeft men in de laatste jaren hier en daar pogingen aangewend, om de gebruikelijke ter-aarde-bestelling (zie Begrafenis), welke in hare kostbaarheid en luchtverpesting donkere schaduwzijden heeft, door eene lijkenverbranding te vervangen. Men wil daartoe geenszins de houtmijt der Ouden bezigen, maar een sterk verhitten oven, waarin het lijk in zeer korten tijd verteerd is tot asch, welke alsdan door de belangstellende betrekkingen in eene lijkbus vergaderd wordt. Deze methode van iijkenwegruiming is buiten onze grenzen reeds in practijk gebracht en telt ook in ons Vaderland menig voorstander.

< >