Lievens. Onder dezen naam vermelden wp:
Jan of Johannes Lievens, gesproten uit een Gentsch geslacht en een verdienstelijk godgeleerde. Hp werd geboren te Dendermonde omstreeks het jaar 1546, studeerde te Leuven in de letteren en de godgeleerdheid en verkreeg weldra eene praebende. Hjj was zeer bevriend met 2 andere geleerden, namelijk Willem Canterus en Andréas Schot. Voorts volbragt hij eene reis naar Rome, kwam er in kennis met uitstekende mannen en hield zich bezig met het vergelijken van Grieksche handschriften in de Vaticaansche boekerij en elders. Ook was hp de cardinalen Willem Sirlet en Antonius Carafa behulpzaam bij hunnen arbeid over de Septuagint.
Naar zijn vaderland teruggekeerd, zette hij zijne studiën te Antwerpen voort, en overleed den 13den Januarij 1599. Hij leverde uitgaven van onderscheidene werken; men heeft namelijk van hem: „D. Gregorii Nysseni artistitis liber de virginitate (1574)”, — „D. Joannis Chrysostomi liber de virginitate (1575)”, — „Panegyrici veteres (1599)”, —„B. Theodori Studitae, abbatis et confessoris, sermones catechetici CXXXIV etc. (1602)”, enz.
Jan Lievens, een verdienstelijk Nederlandsch schilder. Hij werd geboren te Leiden den 24sten October 1607, ontving onderwijs in de kunst van Joris Verschoten en van Peter Lastman, trachtte de manier van Rembrandt zich eigen te maken en vervaardigde fraaije portretten. Hij schilderde in Engeland die van den Koning, van de Koningin en van vele aanzienlijken. Na verloop van 3 jaren keerde hij terug en vestigde zich te Antwerpen, waar hij een aantal stukken leverde aan kerken, kloosters en particulieren. In 1640 werd hem door den prins van Oranje en vervolgens door de regéring der stad Leiden het vervaardigen van eenige schilderijen opgedragen.
Voor laatstgenoemde leverde hij: „De zelfbeheersching van Scipio Africanus”. In dienzelfden tijd schilderde hij een schoorsteenstuk voor de burgemeesterskamer van het stadhuis (thans het paleis) te Amsterdam, voorstellende: „Fabius Maximus als afgezant van den Senaat van Rome tot zijn zoon, den consul, in het leger gezonden”. Tot zijne beste portretten behooren die van de Ruyter, Tromp en Vondel. Ook in buitenlandsche muséa vindt men vele stukken van zijne hand. Eindelijk heeft hij een groot aantal etsen nagelaten, in den trant van Rembrandt bewerkt.