Lichtenau (Wilhelmine, gravin von), eene minnares van Frie&rich Wilhelm II, koning van Pruissen, was de dochter van den muzikant linke en werd geboren te Potsdam in 1754. De Koning leerde haar reeds als kroonprins kennen ten huize van hare oudere zuster, figurante aan de Italiaansche opera te Berlpn. Zjj was toen eerst 13 jaren oud, doch de Yorst zorgde er voor, dat zij eene goede opvoeding ontving en trad vervolgens met haar in vertrouwelijke betrekking. Nadat zij hem eenige kinderen geschonken had, huwde zij voor de leus met den kamerdienaar Eitz.
Toen de Kroonprins den troon beklommen had, verhief hjj haar tot gravin von Inchtenau en schonk haar, behalve een half millioen thaler, de goederen, waaraan zij haren titel ontleende, en verleende haar zijne gunst tot aan zjjn dood toe (1797). Koning Friedrich Wilhelm III maakte aanstonds een procés tegen haar aanhangig, en zjj herkreeg hare vrijheid eerst na eene gevangenschap van 3 jaren door een onvoorwaardelijken afstand van al hare bezittingen, terwijl haar tot vergoeding een jaargeld van 4000 thaler werd toegekend. Een huwelijk, voorts door haar gesloten met den sehouwburg-ondernemer Solhein, werd eerlang weder ontbonden. In 1811 kwam zij doortusschenkomst van Napoleon I weder in het bezit van een gedeelte harer goederen, waarna het jaargeld verviel. Zij overleed in 1820.
